Grave PolitiekIngezondenLaatste Nieuwspermanente campagneVoorpagina

Grave Politiek: uitspraak in hoger beroep is klip en klaar.

Geachte raadsleden, burgemeester en wethouders,

In  bijlage 1 de uitspraak van het Hoger Gerechtshof inzake het faillissement van de scheepswerf in 2012.

Door de uitspraak van het Gerechtshof Den Bosch van 19 febr. 2019  waarbij een eerder vonnis van de Rechtbank Den Bosch van 2 nov. 2016 vernietigd werd, is er eindelijk juridische duidelijkheid gekomen in het conflict tussen de gemeente Grave en de curator van de failliete Graafse scheepswerf. De uitspraak van het gerechtshof is klip en klaar: de gemeente is schuldig aan het faillissement van de werf. Punt!

Alle grieven en bezwaren van de curator tegen het vonnis van de rechtbank zijn door het gerechtshof aan de curator toegekend. Uit het vonnis van het hof (bijlage1) is af te leiden dat raad en college ten opzichte van de scheepswerf steeds, doelbewust, hebben aangestuurd op een belemmering van de bedrijfsvoering van de werf. Daarbij speelden politieke (eigen)belangen een rol.

Een kwalijke zaak van de Graafse overheid is dat de berichtgeving over de werf  ten tijde van het faillissement eenzijdig, en  vilein was. Zo werd de eigenaar van de werf publiekelijk geschoffeerd door wethouder Daandels door hem een slechte  en onbetrouwbare ondernemer te noemen. Karaktermoord met instemming van toenmalige LPG- en CDA- raadsleden die nu als wethouders openheid van zaken mogen geven, in besloten vergaderingen, zonder ook maar een greintje mededogen te tonen voor de eigenaar en het leed dat ze hebben aangericht bij de toen ontslagen werknemers.

Motie van 20 december 2011.

In het vonnis van het gerechtshof ( blz.13) is te lezen dat de werf in vergevorderde onderhandelingen was met Viking River Cruises  voor het leveren van twee cruiseschepen met een lengte van 135 mtr.

In het toen geldend bestemmingplan was voor de werf geen lengte maximering van schepen opgenomen omdat wettelijk vastgelegd was dat de maximum lengte van binnenvaartschepen 110 meter mocht zijn. Rond 2009  werd die lengtebeperking verhoogd naar 135 meter. Om die reden was er geen enkele reden  om in het nieuwe ontwerpbestemmingsplan voor de Graafse scheepswerf een beperking van de maximale scheepslengte van 135 meter op te nemen, dat was immers wettelijk bepaald. Niets aan de hand zou je zeggen, maar als je aan de hand van het vonnis van het gerechtshof en het BRO-rapport “SCHEEPSWERF GRAVE: Ruimtelijke motivering bestemmingswijze ”de voorgeschiedenis van het faillissement van de werf nagaat,  dan wordt het duidelijk dat beleidsmatig meer aan de hand was.

Gezien de problemen rond de vergunningverleningen voor het bouwen van schepen langer dan 110 mtr. en een failliet van de werf dreigde, werd er in de raadsvergadering van 20 december 2011 door een raadsmeerderheid  een motie aangenomen om de bouw van de twee cruiseschepen met een lengte van 135 meter te gedogen met het oog op een definitieve regeling voor het bouwen van schepen tot 135 mtr. in het vooruitzicht. Saillant is dat de twee LPG-raadsleden Henisch en Vollenberg de motie niet steunden.

Echter werd na 20 december 2011 door het toenmalige college, met CDA-wethouder Daandels als verantwoordelijke uitvoerder van het collegebeleid, alsnog het verbod opgenomen om schepen langer dan 110 mtr. te mogen bouwen binnen het bedrijfsgebied van de werf.  Dat was volgens de uitspraak van het gerechtshof volstrekt onrechtmatig. Hierdoor kwam de door de raad op 20 december 2011 goedgekeurde  gedoogconstructie in heel ander daglicht te staan en was er voor de werf geen duidelijk zicht meer op een bestendige voortzetting van het bedrijf.  De aanvraag eerst voor surseance van betaling en later voor een faillissement waren voor de werf dan ook een logische stap. De uitspraak van het gerechtshof op 19 febr. 2019, bevestigd dat. Onterecht kreeg de werfdirecteur door de politiek in de media nog wat trappen na.

Surseance van betaling.

Door de voornoemde verbodsbepaling kwam de werf in dermate financiële problemen dat een verzoek tot surseance van betaling  bij de rechtbank noodzakelijk werd. De surseance van betaling  werd op 17 april 2012  toegekend.  Bij het toewijzen van de surseance aan de werf werd, volgens wettelijke procedure, door de rechter een onafhankelijke bewindvoerder benoemd, dhr. Michielsen, die samen met de  werfdirecteur dhr. Kessels  het beheer over de werf zou gaan voeren. Dit om uit te zoeken of de surseance van betaling om te zetten was  in een definitieve vorm van doorgaan of faillissement.

Door het onrechtmatig  handelen van het Graafs politiek bestuur, om toch  een lengtebeperking van 110 mtr. in het ontwerpbestemmingsplan op te nemen, was de reden om bij de rechtbank faillissement aan te vragen.

Faillissement.

Bij een faillissement wordt door de rechtbank een curator aangewezen die direct het beheer en het eigendom van de failliete een ondernemer/ onderneming overneemt. Dit houdt in dat de ondernemer/onderneming meteen de zeggenschap over het bedrijf verliest en de curator de enige persoon is die handelend mag optreden. De voornaamste taak van de curator is, op basis van strikte onafhankelijkheid, het op (juridisch)  correcte wijze afwikkelen van het faillissement en het verzamelen van zoveel mogelijk geld waarmee geheel of gedeeltelijk de schuldeisers kunnen worden betaald.

Daarnaast zal de curator ook onderzoeken of er sprake is van bestuurdersaansprakelijkheid  vanwege een mogelijk wanbeleid van de werfdirectie, of voorafgaand aan het faillissement activa van de onderneming zijn verduisterd dan wel bepaalde schuldeisers zijn bevoordeeld.

De  onafhankelijkheid van de curator wordt gewaarborgd doordat  bij het uitspreken van een faillissement naast de curator ook een rechter-commissaris wordt benoemd met voornamelijk het doel om toezicht te houden op de werkzaamheden van de curator.

Gezien het vonnis van het Gerechtshof, de strenge juridische regels bij het toekennen van surseance van betaling en de afwikkeling  van het faillissement van de werf is er geen sprake geweest  dat de eigenaar vanuit oneigenlijke motieven dan wel wanbeleid (slechte ondernemer) doelbewust aangestuurd zou hebben op een faillissement van de werf zoals indertijd door een deel van de raad en het college publiekelijk gesuggereerd werd. Over de door het gerechtshof aantoonbare schuld van de gemeente aan de teloorgang van de werf en daarmee het verlies aan werkgelegenheid voor ca. 60 medewerkers, om over schade bij de toeleveringsbedrijven in Grave en de regio, nog maar te zwijgen, is een hele slechte zaak. De door raad en college publiekelijk gesuggereerde verdachtmakingen van wanbeleid en oneigenlijke motieven zijn te scharen onder de begrippen laster en smaad. Politieke bestuurders met enige ruggengraat zouden nu, in plaats van laf stilzwijgen, openlijk hun excuses aan moeten bieden voor de doelbewuste aansturing op een koude sanering van de werf. Om over financiële compensatie nog maar te zwijgen.

Integer bestuur?

“Corruptie is het politieke, sociale of economisch verschijnsel waarbij iemand in een machtspositie deze misbruikt teneinde zichzelf of anderen ongeoorloofde gunsten te verlenen”. (Wikipedia)

Als we bovenstaande  omschrijving als lat gebruiken waarlangs we de integriteit van ons gemeentebestuur meten, kan het dan zo zijn dat de gang van zaken wat betreft het faillissement van de scheepswerf binnen deze definitie valt?

Waarom deze vraag.

  • In bijlage 2 geven de rechtsoverwegingen  6.19 t/m 6.23 (blz.11en 12)  uit het vonnis van het gerechtshof aan dat het verzoek van de werf voor een tijdelijke gedoogconstructie het gevolg was van een vertraging in het vergunningstraject’, oftewel het niet op tijd (willen ?) verlenen van een vergunning om schepen te bouwen met een maximum lengte van 135  meter.
  •  In bijlage 3 hebben wij de koptekst van blz.1 en een gedeelte van blz.3. uit een B&W voorstel van 30 januari 2012 samengevat. Uit dit  B&W voorstel blijkt (punt 1.5)  dat er in het verleden afspraken gemaakt zijn tussen de gemeente en de GBB om te streven naar  “geen uitbreiding scheepswerf”.    Zo’n afspraak zet het faillissement  van de werf in een ander daglicht en geeft voeding aan het idee dat de gemeente doelbewust (structureel) de werf  heeft tegengewerkt om aan te sturen op een faillissement (koude sanering) ten gunste van derden. Het onrechtmatig verordonneren van een te kleine maximum lengtemaat in het ontwerpbestemmingsplan en het traineren van het afgeven van een aanmeervergunning, kan duiden op het ongewenst faciliteren van andere belanghebbenden. Het lijkt ons dat een onafhankelijk onderzoek van de rekenkamer uitsluitsel moet geven dat er geen  verband bestaat tussen de belangen van de projectontwikkelaar van het Wisseveldproject en het faillissement van de werf.

Rekenkamer!

De uitspraak van het gerechtshof geeft nu ook antwoord op het artikel “Van links tot rechts is Grave verrast” in De Gelderlander van 18 april 2012 van:

  • Raadslid Van Geest: “Mijn eerste reactie over het gedoogvoorstel was ook: het is een sterfhuisconstructie, maar die twee schepen had de werf kunnen bouwen. Nu vraag ik me toch af: wat speelt er nog meer? “. We weten nu dat het toenmalige college met steun van LPG, CDA en VVD op onrechtmatige wijze de werf failliet liet gaan. Er was geen sprake van een sterfhuisconstructie
  • Raadslid Ben Peters: ” Een beetje ondernemer heeft aan een voet tussen de deur genoeg. Normaliter zeg je ik ga ervoor. Ik had verwacht dat Van Kessel dat zou doen. Dat hij dat niet doet, is triest.”  We weten nu dat Peters medeverantwoordelijk is voor het failliet van de werf en daarmee aan het verlies aan werkgelegenheid voor meer dan 60 werfmedewerkers. Over triest gesproken.

Meer aandacht verdient  het artikel “ Geen raadsenquête over scheepswerf” in de Gelderlander van 27 maart 2013 waarin gesteld werd dat naar aanleiding van het faillissement:

  • De raad er geen brood in zag om een zwaar middel als een raadsenquête in te zetten,
  • De raad vond , dat wat betreft het faillissement de onderste steen boven moest komen,
  • De raad zag meer brood in het laten onderzoeken van de gang van zaken door de onafhankelijke rekenkamer
  • Anja Henisch van de LPG vond dat er wat betreft het faillissement veel onduidelijkheid was. Maar als de ontslagen werknemers zo overtuigd waren van hun gelijk, waarom er dan nooit een schadeclaim ingediend was bij de gemeente.

De toenmalige onduidelijkheid van mevrouw Henisch is nu door het vonnis van het gerechtshof duidelijk  geworden. De gemeente is verantwoordelijk voor het faillissement van de werf. Een collegevoorstel om de rekenkamer de gang van zaken rond het faillissement van de  scheepswerf te laten onderzoeken lijkt ons dan ook logisch. De Graafse burgers hebben daar recht op.

Enige losse opmerkingen.

In het artikel : “ Uitspraak over werf verrast wethouder Peters van Grave: Volledig tegenstrijdig met oordeel in 2016”  ( De Gelderlander van 21 februari 2019) schrijft wethouder Peters:  We kijken of cassatie mogelijk is. Maar dan wordt alleen gekeken naar de vraag of de rechter de juiste procedure heeft gevolgd. Niet naar de inhoud. Daarna zullen we kijken hoe hoog het bedrag gaat worden dat Grave moet bepalen. Ook daar zullen we ons als gemeente op moeten beraden en ook daar kunnen we bezwaar tegen aantekenen. Het kan een proces worden dat nog jaren gaat duren.”

  1. Zoals we al eerder schreven gaat het In cassatie in beginsel alleen nog maar over rechtsregels. De Hoge Raad toetst of die regels goed zijn toegepast. In cassatie gaat het in beginsel niet meer over de feiten. Die zijn al door het gerechtshof vastgelegd. Alleen in gevallen waarin een feitelijk oordeel van de lagere rechter (in ons geval, het gerechtshof) als werkelijk onbegrijpelijk of onvoldoende gemotiveerd moet worden aangemerkt, is er de mogelijkheid om daarover bij de Hoge Raad te klagen. De drempel om daarover in cassatie met succes te klagen, ligt bijzonder hoog. Het voorgaande verklaart waarom in veel gevallen beroep in cassatie geen serieuze kans van slagen heeft. (Bron:VCCA. Vereniging van Civiele Cassatie Advocaten). Mogen wij uit Peters bericht aannemen dat de gemeente denkt een kans van slagen te hebben bij de Hoge Raad om het vonnis van het gerechtshof terug te verwijzen naar een ander gerechtshof of rechtbank?
  2. Volgens peters: ” Daarna zullen we kijken hoe hoog het bedrag gaat worden dat Grave moet betalen (……) het kan nog een proces worden dat nog jaren gaat duren.” In het vonnis van de rechtbank (november 2016) werd gesteld dat de curator van de failliete scheepswerf onvoldoende kon aantonen dat de handelwijze van de Gemeente schade bij (de schuldeisers van) de Scheepswerf zou hebben veroorzaakt en een schadeclaim van de curator  geen juridische grondslag zou hebben. Dit argument van de rechtbank werd door het gerechtshof van tafel geveegd. Het gerechtshof was van oordeel dat de curator het voldoende aannemelijk had gemaakt dat er mogelijke schade was geleden door het onrechtmatige handelen van de gemeente.  Daarmee werd  de aansprakelijkheid van het faillissement bij de gemeente gelegd en werd er ook een veroordeling tot schadevergoeding uitgesproken. Aan de  curator van de scheepswerf werd een schadestaatprocedure toegewezen ( Bijlage 1, rechtsoverwegingen 6.24 t/m 6.27, blz. 12 en 13) . Bij een schadestaatprocedure dient een curator een gespecificeerde staat van geleden schade in waarover de rechter een schadevergoeding zal begroten. De schuldvraag is al  afgehandeld dus een proces dat nog jaren gaat duren lijkt niet voor de hand liggend.  Wij zijn benieuwd.

M.v.g. Hans Satter, Wil Baaijens.

www.Gravepolitiek.nl

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *