Grave Lokaal

Oud bericht van april 2010herplaatst. Oplossing problematiek Litjens binnen handbereik.

Ter informatie het stuk dat door Jan Litjens is uitgedeeld in de raadsvergadering nadat hij de raad had toegesproken tijdens het spreekrecht.
TOELICHTING OPLOSSING PROBLEMATIEK LITJENS
ten behoeve van de Voorbereidende Raadsvergadering op 13 april 2010
Aan de leden van de gemeenteraad van de gemeente Grave.           Escharen, 13 april 2010
Geachte leden
In het raadsvoorstel van 23 maart 2010 doet het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Grave het voorstel om de problematiek op het perceel van ondergetekende op te lossen.
Laat het duidelijk zijn, dat ik uitermate tevreden ben, dat het college en in het bijzonder wethouder Opsteegh zich heeft willen inzetten om de problematiek op te lossen.
Er zijn echter twee kernvragen:
1. Wat is de problematiek
2. Lost het huidige voorstel de problematiek op.
Ik wil onderstaand op deze twee vragen ingaan.
Voorts geef ik nog een toelichting op de brief van de advocaat van de familie Oetelaar, die u onlangs hebt ontvangen.
Allereerst wil ik nog stellen, dat mijn bedrijf sedert 1972 in Escharen aan de Graafschedijk is gevestigd en dat deze vestiging volledig legaal is geschied.
Verder zijn er geen problemen met de provincie Noord-Brabant als toezichthouder op de milieubepalingen. De provincie is thans ongeveer 10 jaar toezichthouder en dit toezicht geschiedt heel frequent en heeft nimmer geleid tot enig probleem of aanschrijving.
Evenmin staan er gebouwen op mijn terrein, waarvoor geen bouwvergunning is aangegeven.
Toelichting op de formulering: “Wat is de problematiek”
Toen ik in 1972 mijn bedrijf in Escharen vestigde bestond mijn bedrijf uit een agrarische gedeelte (varkenshouderij) en een handelsgedeelte annex werkplaats. Deze werkplaats was in 1972 aldaar aanwezig en in gebruik.
Het bedrijf was gevestigd aan beide zijden van de Graafschedijk.
Ik heb ik de jaren zeventig de diverse varkensschuren successievelijk vernieuwd en ben de werkplaats gaan gebruiken voor reparatie van landbouwmachines, verhuur ervan en dienstverlening aan (agrarische) bedrijven en burgers.
Dit alles was indertijd op grond van het geldende bestemmingsplan mogelijk. De provincie en de gemeente waren hiervan op de hoogte. De provincie heeft de gemeente in 1982 schriftelijk bericht, dat als de gemeente verdere vergroting van mijn activiteiten niet wilde de gemeente dit in een bestemmingsplan moest regelen.
Eind 1990 begin 1991 kwamen er twee bestemmingen op mijn bedrijf te liggen zijnde:
1. de bestemming “Agrarisch technisch hulpbedrijf” (Ath) voor het gedeelte, waarop de varkenshouderij werd uitgeoefend en waar de technische werkplaats stond
De gemeenteraad heeft bij de vaststelling van deze bestemming in zijn vergadering van 13 december 1988 bepaald, dat de begripsomschrijving Ath ruim moet worden uitgelegd.
2. de bestemming “Bedrijven” onder het kopje Grondverzet- Sloop- en Transportbedrijf voor het gedeelte, waarop ik mijn overige werkzaamheden uitoefende , waarbij is bepaald, dat de gronden voor mijn bedrijf zijn bestemd voor een bedrijf, dat zich richt op grondverzet-en sloopwerkzaamheden, afvalverwerking, opslag en transport van zand, grind en teelaarde alsmede op recycling van bouw- en sloopafval.
Ook was detailhandel toegelaten mits de verkoop beperkt blijft tot in het bedrijf geproduceerde, bewerkte of verwerkte goederen.
Daarnaast kende de voorschriften vrijstellingsbepalingen voor het gebruik van grond en opstallen.
De gemeenteraad heeft bij de vaststelling van deze bestemming bij besluit van 10
maart 1992 derhalve ruime planvoorschriften vastgesteld middels het
bestemmingsplan Buitengebied-herziening 1991.
Begin jaren 1990 was er een wettelijke basis om mijn bedrijf verder te ontwikkelen.
Binnen deze mogelijkheden ben ik als ondernemer gaan werken.
Medio jaren 1990 ontstond behoefte aan uitbreiding van mijn bedrijfsgronden.
In overleg met het toenmalige College van B. en W. en in het bijzonder met de burgemeester Zelissen (portefeuillehouder R.O.) werden daarover de volgende basisafspraken gemaakt:
1. er komt een groenwal rondom mijn gronden aan de zuidzijde van de Graafschedijk.
2. de varkensschuren worden verwijderd
3. de milieuvergunning voor de varkenshouderij wordt ingetrokken
4. mijn bedrijf mag zich uitbreiden op mijn gronden gelegen op de zuidzijde van de Graafschedijk.
5. de bedrijfsactiviteiten aan de noordzijde van de Graafschedijk worden beëindigd, waardoor ook de 
   verkeersveiligheid is gediend.
Toen ik in 1997 uitvoering begon te geven aan deze afspraken startte de gemeente met aanschrijvingen in plaats van het nakomen van de gemaakte afspraken.
Wel heb ik in 1997 aan de gemeenteraad gevraagd om het gedeelte met de bestemming Agrarisch hulpbedrijf te vervangen in de bestemming “Bedrijven” onder het gelijktijdig van toepassing verklaren van de voorschriften, zoals die in het bestemmingsplan Buitengebied-herziening 1991 waren bepaald.
Op die manier ontstond er een gelijkluidende bestemming voor mijn bedrijfsgronden.
De gemeenteraad is hiermede op 10 februari 1998 akkoord gegaan. Bij dit besluit is gelijktijdig het bestemmingsplan Buitengebied 1998 vastgesteld.
Aan de toezegging om uitbreiding van mijn bedrijfsgronden zou worden teruggekomen nadat het bestemmingsplan Buitengebied 1998 was goedgekeurd.
In 2002 is toenmalig wethouder R.O. de heer Drs. G.P.M.Peeters begonnen met mij overleg te plegen om de problemen successievelijk op te lossen.
Zo is overeenstemming bereikt tot sloop van alle oude gebouwen, waaronder de werkplaats en de varkensschuren, de plaats en de omvang van de vervangende nieuwbouw en de verlening van bouwvergunning voor een tweetal nieuwe bedrijfsloodsen annex kantoor, kantine etc.
Daarnaast is overeenstemming bereikt over een uitbreiding van 15% van mijn bedrijfsoppervlakte. Deze uitbreiding zou gelijktijdig plaatsvinden met de uitruil van bedrijfsgronden, gelegen aan de noordzijde van de Graafschedijk.
Gedeputeerde Drs. P.Rüpp is hiermede akkoord gegaan.
De activiteiten concentreren aan de zuidzijde zou ook de verkeersveiligheid bevorderen.
De gemeente Grave heeft bij brief van 30 juni in 2006 de provincie verzocht om de afgesproken medewerking.
Deze medewerking werd niet verleend omdat ik volgens de provincie deze uitbreiding al had gehad omdat de groenwal aan de zuidzijde van de Graafschedijk als bedrijfsterrein werd aangeduid.
Hiertegen ben ik in beroep gegaan. De Raad van State heeft in 2009 bepaald, dat het Streekplan geen uitbreiding toeliet.
Nimmer is door de Raad van State derhalve bepaald, dat de groenwal langs de Graafschedijk als uitbreiding moet worden gezien, zoals het College van B. en W. steeds stelt.
Een tweede probleem was, dat de gemeente in 1998 de omvang van mijn bedrijfsgronden, gelegen aan de noordzijde van de Graafschedijk, bij de vaststelling van het bestemmingsplan Buitengebied 1998 heeft ingeperkt zonder dat zulks aan mij kenbaar was gemaakt.
Ik ging uit van de afspraak van volledige omzetting van mijn bedrijfsterreinen met de bestemming Agrarisch technisch hulpbedrijf in de bestemming Bedrijven.
Daarbij zouden de dezelfde voorschriften worden gehanteerd, zoals die ook in vigerende bestemmingsplan Buitengebied-herziening 1991 waren bepaald.
De gemeenteraad heeft op 10 februari 1998 bevestigd, dat zulks zo was maar vond het niet noodzakelijk om dit expliciet vast te leggen in het bestemmingsplan omdat de bedrijfsvorm identiek was aan die van vigerende bestemmingsplan Buitengebied-herziening 1991 en de gevraagde aanvullende voorschriften derhalve achterwege kunnen blijven.
Het College van Gedeputeerde Staten heeft bij het goedkeuringsbesluit van 15 september 1998 de gemeente opgedragen om zulks alsnog bij de eerstkomende herziening deze voorschriften in het bestemmingsplan Buitengebied 1998 op te nemen. Dit was ook de afspraak maar zulks is niet geschied door het toenmalige College, zoals ik dat achteraf heb moeten vaststellen.
Door dit gebrek aan duidelijkheid bij het vaststellen van het bestemmingsplan Buitengebied 1998 en door het niet vastleggen van de besluit van de gemeenteraad van 10 februari 1998 in de voorschriften en/of plantoelichting kon de gemeente mij nadien aanschrijven, dat ik mij niet aan de regels hield.
Hierdoor word ik al 12,5 jaar gedupeerd en in een negatief daglicht geplaatst.
Bij deze aanschrijvingen is mij eerst eind 2008 gebleken, dat de gemeente Grave deze belangrijke informatie onder meer niet aan de Raad van State heeft gestuurd, die ten grondslag werden gelegd aan de uitspraken. De gemeente stuurde dus niet de juiste gegevens naar de Raad van State.
Eind 2008 heb ik de gemeente in kennis gesteld van een en ander.
Mijn broer Jan had namelijk in 2008 uitvoerig dossieronderzoek gedaan bij diverse instanties.
Daaruit bleek hem onder meer van bovenomschreven essentiële omissies.
Bij brief van 13 maart 2009 heb ik de gemeente om informatie hierover gevraagd.
De gemeente heeft mij bij brief van 27 maart 2009 medegedeeld, dat het betreffende dossier zoek was.
Nimmer heeft de rechtbank en de Raad van State in de procedures van de voorbije jaren tijdig en rechtens kennis kunnen nemen van de juiste bestemmingsplanvoorschriften, van alle belangrijke brondocumenten en van het raadsbesluit van 10 februari 1998 in combinatie met het daarop van toepassing zijnde goedkeuringsbesluit van Gedeputeerde Staten daartoe, waaraan ik rechten kon ontlenen.
Vanaf de jaren 90 heb ik gepleit voor overbrenging van mijn bedrijfsgronden naar de zuidzijde van de Graafschedijk.
In verband hiermede heb ik geen nieuwe bedrijfsinvesteringen aan de noordzijde gedaan, die nadien deze overbrenging zouden bemoeilijken.
Ook zou daardoor de verkeersveiligheid worden bevorderd.
De gemeente creëert haar eigen probleem, waarvan ik wel sedert jaren de dupe ben.
Samenvattend: De problematiek Litjens is, dat er geen adequate bedrijfsbestemming inclusief bestemmingsplanvoorschriften liggen op mijn bedrijfsgronden ondanks dat daartoe bij de vaststelling van het bestemmingsplan Buitengebied 1998 en goedkeuring daartoe was besloten.
Doordat de gemeente in 2006 en later essentiële informatie niet naar de rechtbank en naar Raad van State heeft gestuurd, welke informatie op mijn terrein betrekking had en waarop wel alle verdere uitspraken van de Raad van State zijn gestoeld, acht ik mij moreel ook niet gebonden aan deze uitspraken.
Ik heb tijdig in 2007 om deze informatie bij de gemeente gevraagd doch niet gekregen.
Thans voert de gemeente als argument daarvoor aan, dat het dossier zoek was.
Ik verwacht van een bestuursorganisatie, dat deze de gevolgen van een dergelijke fout herstelt en niet mij opzadelt met de gevolgen van haar eigen handelen in deze.
Toelichting op de voorgestelde oplossing:
In de voorbije jaren is getracht om in samenspraak met het College van B. en W. tot een oplossing te komen met de wethouders van der Geest en Opsteegh.
Aan wethouder Opsteegh heb ik het volgende voorgesteld en met hem ben ik in het najaar 2009 tot overeenstemming gekomen.
Daarbij zijn de volgende door mij voorgestelde basisafspraken bevestigd.
1. pas de bestemmingsplanvoorschriften zo aan, dat mijn huidige bedrijfsactiviteiten daarbinnen passen. De basis daarvoor is gelegd in de voorschriften behorende bij het bestemmingsplan Buitengebied-herziening 1991 en het raadsbesluit van 10 februari 1998.
Feitelijk betreft dit punt het alsnog nakomen van een verplichting van de gemeente, waarop Gedeputeerde Staten reeds op 15 september 1998 hebben aangedrongen bij de goedkeuring van het bestemmingsplan Buitengebied 1998.
2. verplaats de bedrijfsgronden inclusief de daarop rustende bouwrechten, gelegen aan de noordzijde in de verhouding één op één naar de zuidzijde. Ik zal zorgdragen voor ontruiming van de bedrijfsgronden en de sloop van de oude aldaar nog staande bedrijfsschuur.
3. het verzoek om uitbreiding van de bedrijfsterreinen wordt losgekoppeld van het regelen van een passende bestemming van de huidige situatie. Mocht in de toekomst via wijziging van het Streekplan of anderszins alsnog uitbreiding mogelijk zijn met 15% dan zal de gemeente alsnog daaraan zijn medewerking verlenen zoals in 2006 met het College van B. en W. was overeengekomen.
4. de terreinen aan de noordzijde worden heringericht volgens het daartoe door mij ingediend inrichtingsplan.
Dit inrichtingsplan voorziet in de aanleg van groen, een poel, knotwilgen en hagen.
5. alle kosten zijn voor mijn rekening behoudens die kosten, die gelijk voor iedere andere burger voor rekening van de gemeente zijn.
Op 17 december 2009 is in een overleg, waarbij ook de burgemeester aanwezig was, over alle genoemde punten overeenstemming bereikt behoudens punt 2. Dit zou nog onderwerp zijn van nader beraad.
Toelichting op brief van 7 april 2010 van het advocatenkantoor Boskamp & Willems, advocaat van de heer Oetelaar
De heer Oetelaar heeft zich onlangs tot u gewend met het verzoek om geen medewerking te verlenen aan een oplossing maar om handhavingmaatregelen te treffen.
Dat door een oplossing in minnelijk overleg ook zijn bezwaren worden opgelost, wordt aan voorbij gegaan. Daarom gaat het hem dus niet. Kennelijk wil hij geen oplossing.
Voorts merk ik op, dat het kantoor Boskamp & Willems tot januari 1998 mijn zaken behandelde.
Mijn documenten van de correspondentie tussen uw gemeente en mij over de periode 1991-1998 zijn volgens mijn gegevens op genoemd kantoor achtergebleven en dus ook de gegevens van het bestemmingsplan Buitengebied-herziening 1991.
De advocaat van de heer Oetelaar moet derhalve tijdig kennis hebben gehad van deze stukken maar hij heeft in zijn correspondentie nimmer gesproken over laatstgenoemd bestemmingsplan, het Plan van Aanpak (overleg met burgemeester Zelissen) en de stukken over de voorbereiding van het bestemmingsplan Buitengebied 1998.
Wel bleek uit zijn brieven, dat hij beschikte over zeer gedetailleerde informatie.
Hij vraagt nu uitvoering van de uitspraken van de Raad van State terwijl hij weet, dat de Raad van State niet de juiste beslissing heeft kunnen nemen, omdat de Raad van State ten tijde van het nemen van zijn beslissing niet beschikte over de meest essentiële informatie.
Daarbij wil ik het laten.
Enkele stukken ter informatie:
Te uwer informatie voeg ik hierbij de uitspraak van de Raad van State van 17 oktober 2007 en de voorschriften behorende bij het bestemmingsplan Buitengebied-herziening 1991.
U ziet dat in de uitspraak niet wordt gesproken over laatstgenoemd bestemmingsplan noch over het daarop betrekking hebbende Overgangsrecht noch over uw besluit van 10 februari 1998 in combinatie met het besluit van gedeputeerde staten van 15 september 1998, waarbij is bepaald, dat de voorschriften uit 1991 ook van toepassing zijn voor al mijn bedrijfsterreinen.
Daarnaast voeg ik bij een tweetal brieven, waaruit blijkt, dat bij uw gemeente het dossier bestemmingsplan Buitengebied-herziening 1991 zoek was, zodat nogmaals wordt bevestigd, dat niet de juiste gegevens ten grondslag hebben gelegen aan de uitspraken van de Raad van State sedert 2007.
Ik heb de gemeente meer dan 20 documenten overhandigd, waaruit blijkt, dat ik meer dan 12.5 jaar ten onrechte ben afgeschilderd als iemand, die de wet zou overtreden.
Er is zelfs in de kern geen sprake van gedogen, omdat alles al geregeld was in de planvoorschriften.
Ik verzoek uw raad:
1. het College van Burgemeester en Wethouders te vragen om alsnog op korte termijn met een voorstel te komen om uitvoering te geven aan uw besluit van 10 februari 1998 in samenhang met het besluit van gedeputeerde staten van 15 september 1998, zodat daardoor mijn huidige activiteiten gewoon vallen binnen de vigerende planvoorschriften.
Dit voorstel behoeft niet te wachten op het nieuw op te stellen bestemmingsplan voor het buitengebied.
2. in te stemmen met een oplossing, waarbij mijn noordelijk van de Graafschedijk gelegen bedrijfsterreinen worden overgeheveld naar de bedrijfsgronden naar de zuidzijde en het college te verzoeken daarvoor verder met mij in overleg te treden.
Met deze oplossing wordt ook de verkeersveiligheid bevorderd.
De vrijkomende gronden worden ingericht als natuur.
De plannen daartoe heb ik in augustus 2009 bij de gemeente ingediend.

De kosten voor de realisatie zijn voor mijn rekening.
Hoogachtend,   B.W.A.M. Litjens    Bijlagen: 5

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *