Dossier samenwerking Land van CuijkLaatste Nieuwspermanente campagneVoorpagina

Update Kieswijzer no. 5: Antwoorden op 3 brieven met vele schriftelijke vragen van het CDA.

GraverMaat: Het CDA heeft 3 brieven geschreven aan de burgemeester en het college.

Op 2 brieven die over de burgerraadpleging gaan zijn de antwoorden binnen.

Ze zijn net verwerkt in dit bericht. 

Brief 1.

Schriftelijke vragen aan de burgemeester.

CDA Fractie

Uitvoering motie LPG, Keerpunt 2010 en VVD m.b.t. opiniepeiling op 14 mei 2020

Aanleiding
Op 18 februari heeft de kleinst mogelijke meerderheid van de gemeenteraad besloten tot een opiniepeiling over de bestuurlijke toekomst van de gemeente Grave. Kiesgerechtigden worden in de gelegenheid gesteld de vraag “Bent u voor behoud van de gemeente Grave?” met “ja” of “nee” te beantwoorden. Het college heeft tot op heden niet inhoudelijk gereageerd op de aangenomen motie van LPG, Keerpunt 2010 en VVD. De vraag die aan de burgers wordt voorgelegd staat ter discussie. Er is sprake van brede maatschappelijke betrokkenheid en ‘reuring’.

Landelijke experts hebben, zacht gezegd, gesteld dat de vraag “veel neutraler kan” (zie De Gelderlander van 20 februari). Op basis van inhoudelijke argumenten valt er veel af te dingen op de vraag en de gestelde voorwaarden (zoals de bijsluiter en het opkomstpercentage). Omdat het een motie en geen initiatiefraadsvoorstel betreft, kan het College de uitvoering ervan weigeren en vervolgens, op basis van inhoudelijke en apolitieke argumenten, het gesprek aangaan met de gemeenteraad.
De burgemeester heeft ervoor gekozen zijn visie op de bestuurlijke toekomst van de gemeente voor zich te houden, zodat hij ‘boven de partijen’ kan functioneren.

Het CDA begrijpt en respecteert dit. De feiten dat de vraag slechts de steun heeft van acht van de vijftien zetels en de grootst mogelijke minderheid in de raad om inhoudelijke redenen tegen deze vraag en de gestelde voorwaarden is, betekent – gelet de maatschappelijke discussie – dat het zonder meer uitvoeren van de motie de burgemeester, mogelijk, in een lastig parket brengt. Dat dient te worden voorkomen.

Het CDA stelt deze vragen omdat de burgemeester niet slechts voorzitter is van het college, maar ook van de raad. Daarnaast is hij, als dienaar van de Kroon, een zelfstandig bestuursorgaan. Het is belangrijk de burgemeester in deze verschillende rollen te respecteren en te waarderen.

Gelet de urgentie neemt het CDA aan dat deze vragen nog vóór het fractievoorzittersoverleg van 10 maart beantwoord (kunnen) worden.

Vraag 1:

Is de burgemeester van mening dat de vraag in een opiniepeiling of
referendum zowel duidelijk als objectief neutraal dient te zijn, ja of nee?

Antwoord: Ja.

Zowel de provincie als het rijk volgen de discussie over de bestuurlijke toekomst van Grave tot op het hoogste niveau op de voet. Waar het referenda betreft, ligt e.e.a. wettelijk vast en is er sprake van een referendumverordening. Deze voorziet in een onafhankelijke commissie die zich buigt over de juiste formulering
van de vraag die aan de kiesgerechtigden wordt voorgelegd.

Vraag 2:

Zowel de provincie als het rijk volgen de discussie over de bestuurlijke toekomst van Grave tot op het hoogste niveau op de voet. Waar het referenda betreft, ligt e.e.a. wettelijk vast en is er sprake van een referendumverordening. Deze voorziet in een onafhankelijke commissie die zich buigt over de juiste formulering van de vraag die aan de kiesgerechtigden wordt voorgelegd.

Is de burgemeester bereid de provincie en het rijk (lees: Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) te consulteren over de vraagstelling en de voorwaarden die aan de opiniepeiling worden gesteld, zodat er een objectief advies aan de uitvoering van de bedoelde volksraadpleging ten grondslag ligt?
Zo ja, heeft hij reeds contact gehad met (vertegenwoordigers van) hogere overheden met betrekking tot de te houden volksraadspleging?
Zo nee, welke inhoudelijke argumentatie ligt aan deze afweging ten
grondslag?

Antwoord:

Ter voorbereiding op de raadsvergadering van 30 januari hebben de raadsleden van de griffier een notitie toegezonden gekregen waarin ingegaan wordt op de vraagstelling en de zienswijze van twee extern deskundigen die geraadpleegd zijn voor de inwonersraadpleging in Mill en Sint Hubert over waar bij de formulering van de vraagstelling rekening mee gehouden zou moeten worden.
Verder moet ik (helaas) constateren dat de motie niet vooraf gedeeld is met de griffie. De motie is pas tijdens de raadsvergadering op 18 februari ’s avonds op tafel gekomen. Daardoor is de griffie en ondergetekende de mogelijkheid ontnomen in een vroegtijdig stadium te reageren en eventueel provincie en rijk te consulteren over de vraagstelling en de randvoorwaarden die genoemd worden
in de motie.

Daarnaast is op 18 februari tijdens schorsingen en spoedoverleg met
fractievoorzitters op mijn kamer door enkele raadsleden en door mij gepolst in hoeverre er nog ruimte was om te komen tot een gewijzigde formulering van de vraagstelling. Deze ruimte bleek er niet te zijn.
De raad heeft inmiddels een besluit genomen. Het college heeft vervolgens besloten de motie uit te voeren conform bestendige lijn.
Ik kan nu slechts handelen binnen de kaders van dit besluit.

Vraag 3.

Is de burgemeester bereid het gesprek met de gemeenteraad aan te gaan om te komen tot een opiniepeiling die kan rekenen op de steun van een stevige meerderheid (groter dan 8 zetels) in de gemeenteraad?

Antwoord:

Het streven moet er mijns inziens altijd op gericht zijn om bij besluitvorming in de raad te streven naar een zo groot mogelijk draagvlak. Nadat besluitvorming heeftplaatsgevonden is het niet aan de burgemeester om het genomen besluit ter discussie te stellen in de raad indien er bijvoorbeeld een 8-7 besluit is genomen.

Brief 2.

CDA Fractie

Uitvoering motie LPG, Keerpunt 2010 en VVD m.b.t. opiniepeiling op 14 mei 2020

Aanleiding

Op 18 februari heeft de kleinst mogelijke meerderheid van de gemeenteraad besloten tot een opiniepeiling over de bestuurlijke toekomst van de gemeente Grave. Kiesgerechtigden worden in de gelegenheid gesteld de vraag “Bent u voor behoud van de gemeente Grave?” met “ja” of “nee” te beantwoorden. Het College heeft tot op heden niet inhoudelijk gereageerd op de aangenomen motie van LPG, Keerpunt 2010 en VVD. Het is in het belang van de gemeente Grave dat de volksraadpleging een succes wordt, zodat het juiste besluit genomen wordt. Dit uitgangspunt is voor het CDA aanleiding een aantal vragen aan het College te stellen.
Gelet de urgentie neemt het CDA aan dat deze vragen nog vóór het fractievoorzittersoverleg van 10 maart beantwoord (kunnen) worden.

Vraag 1.

Is het College van mening dat de vraag in een opiniepeiling of referendum zowel duidelijk als objectief neutraal dient te zijn, ja of nee?

Antwoord: Ja.

Vraag 2.

In De Gelderlander van 20 februari laten bestuurskundigen zich kritisch uit over de vraagstelling van de opiniepeiling. Hoogleraar Innovatie en regionaal bestuur Marcel Boogers zegt: “Het is een rare vraag. Er zit een emotionele lading in verborgen.” Hij vindt dat de vraag teveel aanstuurt op zelfstandigheid. Boogers vraagt zich af of er onzekerheid is over wat ‘het volk’ wil. “Of willen ze bevestiging?

Dat laatste lijkt het geval, want ze vragen naar de bekende weg. Het lijkt erop alsof bestuurders bang zijn hun positie te verliezen. […] Als de inwoners echt zelfstandig willen blijven, dan komen er wel spandoeken met ‘Grave moet Grave blijven’. Die zijn er niet. Het is een bestuurlijk spelletje, een gênante vertoning.” Dé expert op
het gebied van lokale referenda, Koen van der Krieken, zegt dat de vraag “veel neutraler” geformuleerd kan worden.

Hoe reflecteert het college hier inhoudelijk op?

Antwoord:

De raad heeft een besluit genomen en het college komt op dat moment geen oordeel meer toe. De lijn van het college is dat moties altijd worden uitgevoerd tenzij ze in strijd zijn met wet- en regelgeving maar ook indien de motie ‘onzedelijk’of ‘oneerbaar’ is.

Vraag 3.

Een opiniepeiling waarin van meet af aan de vraag ter discussie wordt gesteld, vertroebelt zowel het objectieve-voorlichtingsproces als de discussie over de uitslag.

Is het College van mening dat de inhoudelijke kritiek op de sturende
vraagstelling dient te leiden tot een aanpassing van de vraag, zodat deze “geneutraliseerd’ wordt en daarmee de focus komt te liggen op de vraag wat uiteindelijk het beste is voor de inwoners van Escharen, Gassel, Grave en Velp, namelijk: behoud van de huidige gemeente Grave of aansluiting bij de nieuwe gemeente Land van Cuijk?
Zo nee, welke inhoudelijke argumentatie ligt aan deze afweging ten
grondslag?

Antwoord:

Het oordeel hierover is aan uw raad als zijnde het bevoegde orgaan.

Vraag 4.

Niet alleen de vraagstelling, maar ook vermeende motieven die daartoe geleid hebben zijn onderwerp van gesprek. Ook deze vervuilen de afwegingen die de kiesgerechtige burgers van Escharen, Gassel, Grave en Velp moeten maken.

Is het College van mening dat omwille van deze negatieve beeldvorming (waarmee de gemeente moet dealen) de vraag die LPG en VVD in hún – later door LLvC, D66, VPGrave en CDA overgenomen – motie hebben aangedragen de voorkeur geniet boven de voortdurend ter discussie gestelde vraag van Keerpunt 2010 (overgenomen door LPG en VVD)?

Zo nee, welke inhoudelijke argumentatie ligt aan deze afweging ten
grondslag?

Antwoord: 

Zie antwoord vraag 3

Vraag 5.

Meteen na het uitdelen van de motie van Keerpunt 2010 sloot de VVD zich daarbij aan en werd de motie die LPG en VVD eerder over de opiniepeiling hadden ingediend ingetrokken. De (oorspronkelijke) vraagstelling van LPG en VVD kon rekenen op de steun van LLvC, D66, VPGrave en CDA. Er lag dus een kans om de bevolking een vraag voor te leggen die kon bogen op 14 stemmen in de
gemeenteraad.
Is het College van mening dat een opiniepeiling over de bestuurlijke toekomst van de gemeente moet kunnen steunen op een zo groot mogelijk draagvlak in de gemeenteraad?
Zo ja, is het College bereid om deze en bovengenoemde inhoudelijke redenen het gesprek aan te gaan met de gemeenteraad (bijvoorbeeld in het ingelaste fractievoorzittersoverleg d.d. 10 maart aanstaande)?
Zo nee, welke inhoudelijke argumentatie ligt aan deze afweging ten
grondslag?

Antwoord: 

Ja. Het initiatief voor een dergelijk gesprek is aan de raad.

Vraag 6. 

Zowel de provincie als het rijk volgen de discussie over de bestuurlijke toekomst van Grave tot op het hoogste niveau op de voet. Waar het referenda betreft, ligt e.e.a. wettelijk vast en is er sprake van een referendumverordening. Deze voorziet in een onafhankelijke commissie die zich buigt over de juiste formulering van de vraag die aan de kiesgerechtigden wordt voorgelegd.
Is het college bereid de provincie en het rijk (lees: Ministerie van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) te consulteren over de
vraagstelling en de voorwaarden die aan de opiniepeiling worden gesteld?
Zo nee, welke inhoudelijke argumentatie ligt aan deze afweging ten
grondslag?

Antwoord: 

De motie is op de avond zelf ingediend en derhalve heeft het college er niet op kunnen adviseren. Het is aan de raad zelf om op besluitvorming terug te komen.

Vraag 7.

De gemeenteraad roept bij herhaling dat de inwoners van Escharen, Gassel, Grave en Velp op basis van objectieve feiten en cijfers geïnformeerd dienen te worden. De provincie Noord-Brabant kan, als wettelijk toezichthouder, hierin een rol spelen.
Is het College bereid (vertegenwoordigers van) de provincie te betrekken bij het voorlichtingsproces, zodat de objectieve visie van deze hogere overheid (die de gemeente, haar bestuurskracht en financiële positie van haver tot gort kent) door de kiezer in zijn afwegingen kan worden meegenomen?
Zo nee, welke inhoudelijke argumentatie ligt aan deze afweging ten
grondslag?

Antwoord:

Nee, het college stelt voor dat u deze vraag inbrengt tijdens het overleg met de fractievoorzitters op 10 maart.

Vraag 8.

Hoe denkt het College inhoudelijk over de voorwaarden die de motie van LPG,Keerpunt 2010 en VVD aan de opiniepeiling en de uitslag daarvan gesteld worden, denk onder andere aan de vraagstellig, de bijsluiter en het opkomstpercentage?

Antwoord:

Los van het feit dat het hier gaat over de motie van Keerpunt 2010 en het een feit is dat het college in de voorfase niet in gelegenheid is geweest om een reactie te geven, past het college op dit moment geen oordeel meer.

Vraag 9.

Het College mag een door de raad aangenomen motie naast zich neerleggen (het betrof namelijk geen “initiatiefraadsvoorstel”). Dat is, in dezen, om inhoudelijke redenen goed denkbaar. Hier ligt, voor het College, de grote kans om voor samenwerking met het overgrote deel van de gemeenteraad te kiezen. Dat is, met het oog op de bestuurlijke continuïteit en stabiliteit wenselijk.
Voert het College de motie van LPG, Keerpunt 2010 en VVD uit: ja of nee?

Zo ja, welke inhoudelijke afweging – dus anders dan ‘uw raad heeft dit in meerderheid  besloten’ – ligt aan dit collegebesluit ten grondslag?

Antwoord:

Het betreft hier de motie van Keerpunt 2010 welke het college uit zal voeren. Zoals bij vraag 2 reeds geantwoord, voert het college elke motie uit tenzij deze in strijd is met wet- en regelgeving maar ook indien de motie ‘onzedelijk’ of ‘oneerbaar’ is..

Brief 3.

CDA Fractie

Aanvullende schriftelijke vragen m.b.t. toezichtsoordeel van de
provincie (begroting 2020), begrotingswijziging “Kranenhof” en
begrotingsproces 2021

Aanleiding

Op 15 januari heeft de CDA-fractie schriftelijke vragen gesteld aan het College. Deze zijn (grotendeels) beantwoord. Op 17 maart bespreekt de commissie Inwoners & bestuur de brief waarin de provincie Noord-Brabant de begroting 2020 beoordeelt. Dit oordeel, waarin de effecten van het besluit d.d. 16 september 2019 inzake de realisatie van sportpark ‘Kranenhof’ niet zijn meegenomen, liegt er niet om en stelt het College en de gemeenteraad van Grave voor een stevige uitdaging.

De antwoorden van het College alsmede de brief van de provincie zijn aanleiding voor een aantal aanvullende vragen. Deze stellen wij ter voorbereiding op de commissie Inwoners & Bestuur van 17 maart aanstaande. Ze horen bij de geagendeerde brief van de provincie Noord-Brabant inzake het oordeel over de begroting 2020.

Vraag 1.

In het document “CGM Financieel Informatie Systeem Key2Financiën” staat vermeld dat dit de derde begrotingswijziging is (begrotingswijzigingsnummer is 3).
Welke begrotingswijzigingen (op basis van welke onderwerpen) betreffen de twee eerdere ‘begrotigingswijzigingen’? Hoe is de raad hierbij betrokken en wanneer heeft hij deze vastgesteld?

Vraag 2.

De raad heeft bij het “Kranenhofbesluit” een egalisatiereserve van 1,3 miljoen euro ingesteld.
Waar is deze in de begroting(swijziging) terug te vinden?

Vraag 3.

Op de vraag “hoe reflecteert het College inhoudelijk op de toezichtsbevindingen van de provincie?” en op de vraag “in hoeverre hebben de ge-update quotes consequenties voor het te ontwikkelen financiële beleid (op basis van de provinciale bevindingen)?” antwoordde het College “Eind januari, begin februari komen we hier
middels een memo op terug bij uw raad”.
Het is ons vast ontgaan, maar waar kunnen wij deze memo vinden?

Vraag 4.

Het college heeft zich bereid verklaard de gemeenteraad eens per kwartaal bij te praten over de voortgang van de ontwikkeling van sportpark “Kranenhof”.
Het eerste kwartaal van 2020 gaat morgen haar derde en laatste maand in.
Wanneer vindt de eerste update plaats?

Vraag 5. 

Op de vraag “heeft de gemeente (c.q. het college) contact gehad met de provincie over de vastgestelde begroting 2020? Zo ja, is in gesprekken met de provincie het raadsbesluit aangaande de ontwikkeling van sportpark Kranenhof te berde gebracht? Zo nee, waarom niet?” antwoordde het College dat “Kranenhof” niet besproken is omdat het besluit buiten de begroting is gelaten. Vervolgens: “Wel worden alle door uw raad vastgestelde begrotingswijzigingen ter informatieaangeboden aan de provincie.”
Is het College van mening dat het toezichtsoordeel van de provincie
gebaseerd is op alle beschikbare informatie, waaronder de genomen
raadsbesluiten met aanzienlijke financiële gevolgen (zoals ‘Kranenhof’)? Op welke door de raad vastgesteld dan wel vast te stellen begrotingswijzigingen doelde het College? Op basis waarvan komt het College tot dit oordeel?

Vraag 6.

Wanneer kan de raad het collegevoorstel inzake de begrotingswijziging (nummer 3, voornoemd) tegemoetzien, zodat de provincie de daarin beschikbare informatie ontvangt?
Uit het bij vraag 5 geciteerde antwoord blijkt o.i. dat een begrotingswijziging noodzakelijk is om de provincie volledig en juist te informeren.

Vraag 7.

Wanneer is er volgens het College sprake van een tijdig, volledig en juist geïnformeerde toezichthouder? Hoe zit het eigenlijk met de actieve informatieplicht van een gemeente richting de provincie?

Vraag 8.

Welke ambtelijke en bestuurlijke contacten zijn er tussen de vaststelling van de begroting 2020 en het moment van beantwoording van deze vragen geweest met betrekking tot de begroting 2020, het toezichtsoordeel of andere aan hieraan gelieerde onderwerpen? Graag zien wij een overzicht met data,
onderwerpen, inhoud en bevindingen.

Vraag 9.
Is het College bereid de toezichthouder uit te nodigen bij de commissie Inwoners & Bestuur d.d. 17 maart aanstaande, zodat de provincie het eigen oordeel in het openbaar kan toelichten? Zo ja, onderneemt het College hiertoe stappen? Zo nee, waarom niet?

Vraag 10. 

De totstandkoming van de begroting vraagt om constructieve samenwerking tussen het College en de gemeenteraad. Het CDA is daartoe bereid.
Hoe ziet het College het proces dat moet leiden tot een begroting die aan de eisen van de provincie voldoet voor zich?

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *