Grave Lokaal

Open Brief van Wil Baaijens: Bestuurlijke integriteit.

Wil Baaijens
Gruttohorst 24
5361 SL GRAVE
Grave, 20 januari 2013
Open Brief aan:
de gemeenteraad van Grave
burgemeester en wethouders van Grave
Postbus 7
5360 AA GRAVE
Betreft: Bestuurlijke integriteit.
             
             
Geachte Raad, geacht College van burgemeester
en wethouders,
Door middel van deze brief wil ik  mijn twijfels uiten over de bestuurlijke
integriteit van raad en college.  
Ik begrijp dat het uitspreken van twijfel mij
ook verplicht om met concrete gegevens te komen om dat te staven.
A.) Doelbewuste verkeerde informatie aan een raadslid: een
integriteitprobleem?
In mijn brief van 16 januari jl. aan raad en
college heb ik aangegeven dat, zonder enige gemeentelijke hindering, bij de
bouw van het stadskantoor afgeweken is van het bestek zoals dat was vastgelegd
voor de verlening van de bouwvergunning. Het ging specifiek over de afbouw van
de marmeren buitengevel.
Ook raadslid Theo Reijnen (TROTS) was het indertijd
opgevallen dat deze kwestie niet volgens de wettelijke regelgeving was
afgehandeld. Naar aanleiding hiervan stelde hij op 3 februari 2011 aan het
college de (schriftelijke) vraag waarom er geen revisievergunning was afgegeven
vanwege de geconstateerde afwijkingen tussen het vergunningbestek en het
afbouwproces.
Ik vat het antwoord van het college kort
samen:
  • bagatelliserend geeft het college toe dat (strikt) genomen formeel
    een revisievergunning nodig was.
  • in de praktijk zou zijn nagegaan of de door de architect
    voorgestelde constructie voldoende duurzaam zou zijn. Daarbij speelden
    bijvoorbeeld de afmetingen van het te verwerken natuursteen een rol.
    Geconcludeerd werd, dat het voorgestelde opbouw- en verankeringsysteem
    niet als duurzaam kon worden beschouwd. Na daarover advies te hebben
    ingewonnen bij deskundigen, was besloten conform dat advies te gaan werken
    met een hoogwaardig zelfdragende staalframebouw binnenblad gecombineerd
    met een KOMO-gecertificeerd structureel verlijmd buitenspouwblad van
    natuursteen.
   
 Ik meen
dat voor het bouwbestek waarop de verlening van een bouwvergunning is gebaseerd,
de opdrachtgever (Maasland/Mooiland) verantwoordelijk is. Hij is de houder van de
bouwvergunning, verantwoordelijk voor de bouw en heeft de eindverantwoording
bij oplevering en de nazorg. Dat vooral de constructieve veiligheid een
belangrijk aandachtspunt is voor de opdrachtgever, behoeft geen betoog.  De taak van de gemeente beperkt zich, ook
binnen een samenwerkingsverband, tot de publiekrechterlijk aspecten van toezicht
en handhaving door Bouw- en Woningtoezicht, o.a. op de constructieve
veiligheid.
Het is niet aan de gemeente om als een soort partijdige
adviseur een bouwproject te sturen. Dat kan leiden tot ongewenste
belangenverstrengeling. Bouw- en Woningtoezicht behoort in zijn taak namelijk altijd
onafhankelijk te zijn. De conclusie kan dan ook niet anders zijn dat er
vraagtekens gezet kunnen/moeten worden bij de rol van Bouw- en Woningtoezicht bij
de vergunningverlening (het goedkeuren van een schijnbaar slecht
architectenplan) maar eveneens bij haar publiekrechterlijk toezicht op de
bouwplaats. Twee zeer laakbare feiten.
Als tijdens de bouw van een project blijkt dat
het bouwwerk op constructieve punten niet aan de eisen van duurzaamheid voldoet
dan bestaan er wettelijke procedures voor het verlenen van een aangepaste
vergunning. Zo’n aanpassing heeft wel financiële consequenties (leges). Dat
geldt voor de gewone burger en voor ondernemers. Waarom zou het dan niet gelden
voor projecten waarin de gemeente samenwerkt met een private partij? Het is
immers van belang dat hier op bestuurlijk en ambtelijk niveau niet met twee
maten wordt gemeten.
Bij een ordentelijk en goed geleid bouwproject
wordt een bouwadministratie gevoerd. Daarin wordt vastgelegd wat er tijdens de
uitvoeringsfase van een bouwproject aan de orde komt. In de bouwbranche is daar
regelgeving voor *.
Die regelgeving is vooral van belang bij projecten
waarbij gemeenschapsgeld betrokken is (bij het Zuidoosterproject; €
4.000.000,-).
Wanneer zich conflicten voordoen of, zoals in
het onderhavige geval, er raadsvragen worden gesteld, moeten relevante stukken
moeiteloos uit die administratie op te vragen zijn. Een dergelijke
administratie maakt het mogelijk om het besluitvormingsproces bij dispuut te
reproduceren. Daarom alleen al moet een bouwadministratie (in de archieven van
de gemeente) goed op orde zijn.
Ik kan u echter garanderen dat de documenten die betrekking hebben op z.g.
staalframebouw in combinatie met KOMO-gecertificeerd structureel verlijmd
natuursteen, toegepast in de buitengevel van het Zuidoosterproject niet bestaan
en bijgevolg ook niet gereproduceerd kunnen worden.
Er is namelijk geen sprake van een
gevelconstructie bestaande uit een zelfdragend hoogwaardige staalframebouw. Er
is wel sprake van een binnenblad van houtskeletbouw. Aan de buitenzijde van dit
binnenblad zijn houten regels van 44 x 96 mm bevestigt, waarop aluminium
damwandplaten door middel van schroefverbindingen zijn gemonteerd.  Het materiaal en het aanbrengen van de
schroefverbinding zijn mij onbekend. Dit constructieve detail is echter vanwege
mogelijke corrosieproblemen van wezenlijk belang voor de duurzaamheid en
veiligheid van het gebouw. Zeker gezien de betekenis van de referentieperiode
waaraan het gebouw moet voldoen.
Samenvattend trek ik de conclusie dat hier
sprake is van bestuurlijke misleiding, van een bestuurlijk integriteitprobleem,
zo niet erger. Kunt u deze conclusie weerleggen? Ik stel u vervolgens de vraag of
u als overheid een burger of private ondernemer aan strenge bouwregels kunt
houden als u als overheid de hand licht met diezelfde zelfde regels.
Verder kan ik niet anders dan van oordeel zijn
dat de (doelbewuste?) verkeerde voorlichting aan raadslid Reijnen voor een integer
politicus/ambtenaar een politiek doodzonde is. Het is toch, hoop ik, niet zo
dat de politieke mores van de Graafse raad en college zo verloederd is dat daar
moeiteloos overheen wordt gestapt.
Er is naar mijn mening onwettig afgeweken van
de bouwvergunning en het bestek. Bij bestekswijzigingen zal ook een motivatie
naar waarheid afgegeven moeten
worden waarom van het bestek is afgeweken. Ook moet er een verrekening plaats vinden
van meer en minder werk. De verrekening zal vastgelegd moeten zijn in de bouwadministratie.
Is dat gebeurd?
B.) Doelbewuste verkeerde informatie aan een raadslid:
een competentieprobleem?
Op een andere schriftelijke vraag van raadslid
Theo Reijnen, gesteld op 22 maart 2011, of het natuursteen op de buitengevel is
aangebracht door een gecertificeerd bedrijf, zoals in de bouwvergunning
omschreven, antwoordt het college dat het verlijmingbedrijf niet
KOMO-gecertificeerd was volgens de richtlijn
BRL-4104 maar dat de betreffende richtlijn slechts een brancherichtlijn zou zijn
die als zodanig geen verplichtend karakter zou hebben in de zin van de
Nederlandse bouwregelgeving.
Ook dit antwoord lijkt op doelbewuste
misleiding, op zijn aller-gunstigst zou je er uit kunnen afleiden dat het
droevig gesteld is met de kennis van het college en de verantwoordelijke
ambtenaren van de betekenis en de positie van KOMO als kwaliteitskeur in de
Nederlandse Burgelijke-& Utiliteitsbouw 
en in de Grond-, Weg-, en Waterbouw .
Het KOMO proces-, organisatie- of productcertificaat
heeft betrekking op de kwaliteit van producten, processen en bedrijfsvoering en
geeft daarmee impliciet een oordeel over gebruikte bouwproducten, bouwelementen
en bouwstoffen. Het biedt de zekerheid dat, voor zover van toepassing,
producten en diensten voldoen aan de prestatie-eisen van het Bouwbesluit,
Bouwstoffenbesluit, het Besluit Bodemkwaliteit en de kwaliteitseisen van de
markt.
Het Ministerie van VROM erkent de
kwaliteitsverklaringen van KOMO als garantie,
dat voldaan is aan eisen uit het Bouwbesluit en het Bouwstoffenbesluit. Het
certificaat wordt ondersteund door de overheid. Het gemeentelijke Bouw- en Woningtoezicht
is verplicht om automatisch een
vergunning af te geven voor producten en/of diensten met het certificaat. Het
versnelt dus de procedure (en verlaagt de kosten) bij het verkrijgen van een
bouwvergunning. Als dan, zoals bij de bouwvergunning voor het Zuidoosterproject,
in de bouwvergunning bepaald is dat het te verlijmen werk moet worden
aangebracht door een bedrijf dat het KOMO-procescertificaat mag voeren (in
overeenstemming met BRL 4104), dan is dat bij de aanvraag aan de orde geweest
en is de uitvoering een vertrouwenskwestie tussen overheid en
aanvrager
van de bouwvergunning dat
conform dit voorschrift wordt gewerkt.
Juist om die reden is het een kwestie van
bestuurlijke integriteit
dat daar niet van afgeweken wordt en een en
ander daadwerkelijk op de bouwplaats gecontroleerd en gehandhaafd wordt, tenzij
er een aanvullende of wijzigingsvergunning overgelegd kan worden.
Een aanvrager die toch van deze regels
afwijkt, zoals Mooiland/Maasland, roept, mijns inziens, de indruk over zichzelf
af dat hij (weliswaar met gemeentelijke medewerking) de kluit belazert. Wel
profiteren van het KOMO-begrip maar in de uitvoering de daarbij horende regels
aan de laars lappen…. Ondernemers en burgers komen daar terecht niet mee weg. Overheid
en semioverheid in Grave hebben er kennelijk geen moeite mee en hanteren met
(stilzwijgende) instemming van een raadsmeerderheid, eigen maatstaven. Kind van
de rekening is de bestuurlijke integriteit. Uit de gang van zaken rond de bouw
van het Zuidoostercomplex kan eigenlijk nauwelijks een andere conclusie
getrokken worden. Helaas!
C.) Het Komo keur
BRL- 4104 is een Nationale Beoordelingsrichtlijn
voor het KOMO-procescertificaat voor aanbrengen van gevelbeplatingen met behulp
van lijmsystemen. Deze is bijgevolg heel wat minder vrijblijvend en met meer
juridische consequenties omgeven dan een brancherichtlijn. En dat ligt als
zodanig ook vast in de bouwvergunning.
Overigens is de KOMO-keur in 1948 tot stand gekomen op initiatief van de VNG. KOMO
staat voor Keur en Onderzoek van Materialen voor de Overheid. Er is dus een wezenlijk onderscheid tussen een
brancherichtlijn en een Nationale Beoordelingsrichtlijn.
Als de gevelbeplating aangebracht is zonder
het door de bouwvergunning vereiste KOMO-procescertificaat kan er dus geen
grondslag zijn voor een beroep op de zekerheden die in een dergelijk
certificaat vervat liggen. Dus kunnen er gerede twijfels zijn aan de minimale
veiligheidseisen die de basis zijn van het wettelijke Bouwbesluit. Ergo, het
gebouw voldoet niet aan de regels van het Bouwbesluit.
Een wettelijke bepaling luidt voorts dat een
bestaand gebouw ook moet voldoen aan de eisen van het bouwbesluit. Als al deze
bovenstaande zaken bij Bouw- en Woningtoezicht niet bekend zijn, is het dan
onredelijk te spreken van een competentieprobleem?
D.) Bittere noodzaak Rekenkamer.
Het gemis aan openheid, de versluiering van
feiten om eigen falen te verhullen en een, voor de gewone burger, de zeer
discutabele interpretatie van de Wet op het Openbaar Bestuur door raad en
college, resulteren samen in een bedenkelijke politieke/bestuurlijke situatie.
De bestuurlijke afhandeling van de affaires
rond het Wisseveld, de Scheepswerf, Ben Litjens en de Prinses Margriet, om er
maar een paar te noemen, beginnen steeds meer burgers tegen de borst te stuiten.
Dat doet het bestuurlijke imago van Grave geen goed.
 De
rapporten van Rekenkamer en Provincie (Bestuurskrachtrapportage) geven een
duidelijk beeld van gebrek aan gemeentelijke bestuurskracht.
Hoewel het, voor Grave negatieve,
Rekenkamerrapport al bijna een jaar geleden is uitgebracht, hult u (raad en
college) zich in een angstvallig stilzwijgen en weigert u publiekelijk
rekenschap en verantwoording af te leggen. De angst om de waarheid onder ogen te
zien en met de burgers te delen is voor enigen van u zelfs zo groot dat ze
vinden dat de Rekenkamer maar uitgeschakeld moet worden door haar “slapend” te
maken. Maar al die affaires duiden er, helaas, juist op dat een onafhankelijke
Rekenkamer voor Grave een bittere noodzaak is.
 E.) Een
persoonlijke mening
.
In de moderne architectuur wordt een gebouw
vaak gezien als visitekaartje voor een bedrijf of organisatie. Helaas, het
stadhuis als deel van het Zuidoosterproject en als beeldbepalend publiekelijk
domein verkeert na ongeveer vier jaar al in een fase van afbrokkeling en
algenoverwoekering. Vanuit dat perspectief gezien past dit gebouw als gegoten
bij het Graafse bestuurlijke en politieke krachtenveld. Grootse plannen maar
een chronisch gebrek aan beleid. Als we tenminste nog van beleid mogen spreken.
M.v.g. Wil Baaijens
(*) Handboek bouwbegeleiding CBB

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Ontdek meer van Jacques Leurs

Abonneer je nu om meer te lezen en toegang te krijgen tot het volledige archief.

Lees verder