Grave Lokaal

Informatie Prinses Margriet vanuit het stadhuis.

Informatienota
Onderwerp
Ark Prinses Margriet
Voorbereidende vergadering Agendapunt Portefeuillehouder Afdeling Ambtenaar
13 maart 2012
S. Haasjes-van den Berg Ruimte en wonen
A.G. Schlösser
D. Wessels
Samenvatting
Informeren over de (juridische) situatie ark Prinses Margriet
Waarom naar de Raad?
De raadscommissie Ruimte heeft het college op 28 februari 2012 om een notitie gevraagd.
Informatie
Geachte leden van de gemeenteraad,
Tijdens de vergadering van de commissie Ruimte van 28 februari jongstleden heeft u verzocht om een notitie over de kwestie “Prinses Margriet”. Deze notitie treft u bijgaand aan.
Kort historisch overzicht
Begin jaren negentig van de vorige eeuw heeft de gemeenteraad de “principebeslissing” genomen dat het ter versterking van het toeristisch-recreatieve aanbod in Grave wenselijk was om de ark “Prinses Margriet” (hierna: de ark) naar de gemeente te halen. Hiervoor diende echter wel het bestemmingsplan aangepast te worden.
Voordat wij daadwerkelijk waren begonnen met de voorbereidingen van de aanpassing van het bestemmingsplan, hebben de eigenaren van de ark (in het vervolg: Van Steen) in oktober 1996 met de ark een ligplaats ingenomen in een inham van de rivier de Maas, bij de Jan van Cuijkdijk.
Dit, het ligplaats innemen met een woonschip, was in strijd met het destijds vigerende bestemmingsplan “Buitengebied 1988”. Volgens artikel 42 van dat plan en de plankaart rustte op de betreffende locatie de bestemming Waterweg Vs (w) en waren de op de plankaart als zodanig aangewezen gronden bestemd voor waterwegen, vervoer te water en waterhuishoudkundige doeleinden. Artikel 42 lid B bevatte een verbod om de gronden (wateren daaronder begrepen) te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de bestemming.
Met het bestemmingsplan “Buitengebied 1998” (hierna: het bestemmingsplan) is getracht de ligplaats als toeristisch-recreatieve voorziening planologisch in te passen. Dit plan is op 10 februari 1998 door uw raad vastgesteld, maar bij besluit van 13 september 1998 hebben Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant goedkeuring onthouden aan de detailbestemmingen voor de ligplaats van de ark. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (in het vervolg: de Afdeling) heeft dit gesanctioneerd door een hiertegen ingesteld beroep ongegrond te verklaren. Daarmee heeft het goedkeuringsbesluit formele rechtskracht verkregen en is voor de bewuste locatie het bestemmingsplan ‘Buitengebied 1998’ onherroepelijk geworden zonder de detailbestemmingen

Pagina 2

voor de ligplaats. Ter plaatse geldt sindsdien de in dit bestemmingsplan opgenomen hoofdbestemming

‘Hoofdvaarweg’.

Omdat de aanwezigheid van een permanent afgemeerd schip dat voor woondoeleinden wordt gebruikt met de bestemming ‘Hoofdvaarweg’ niet in overeenstemming is en wij bovendien werden geconfronteerd met een verzoek om handhavend op te treden, hebben wij bij besluit van 26 juni 2002 een (eerste) last onder dwangsom opgelegd aan Van Steen. Tegen deze last is door Van Steen bezwaar, beroep en hoger beroep ingesteld. Allen zijn ongegrond verklaard. Door de uitspraak van de Afdeling heeft ons besluit formele rechtskracht verkregen. Dat wil zeggen dat het onaantastbaar was geworden.

De last is voor Van Steen reden geweest zich te beraden op het innemen van de ligplaats en hij heeft gezocht naar een andere ligplaats. Hij meende deze te hebben gevonden in de gemeente Druten. Die vervangende ligplaats was echter niet meteen in gebruik te nemen. Er moesten aldaar fysieke voorzieningen worden gerealiseerd, het bestemmingsplan moest worden aangepast en Van Steen diende nog een vergunning bij Rijkswaterstaat aan te vragen. Om Van Steen de gelegenheid te geven om het realiteitsgehalte en de tijdigheid van deze mogelijke oplossing te kunnen bepalen, hebben wij besloten de inning van de dwangsom aan te houden tot 1 januari 2005.

Omdat er per 1 januari 2005 onvoldoende voortgang was geboekt met de verplaatsing naar Druten en de woonark dus nog altijd in strijd met het bestemmingsplan in onze gemeente was gelegen, hebben wij besloten de inning te vervolgen. Tegen het dwangbevel dat wij hebben doen uitgaan ter inning van de op grond van het van 26 juni 2002 verbeurde dwangsommen, is Van Steen in verzet gekomen bij de burgerlijke rechter. Deze civiele verzetprocedure loopt op dit moment nog.

Daarnaast hebben wij besloten een (tweede) last onder dwangsom op te leggen. Daartegen is door Van Steen bezwaar gemaakt. Bij beslissing op bezwaar hebben wij, onder verwijzing naar het advies van de commissie bezwaarschriften, het beroep in zoverre gegrond verklaard dat wij de begunstigingstermijn hebben “verlengd. Tegen dit besluit heeft Van Steen beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft dit beroep ongegrond verklaard.

Het ingestelde hoger beroep is niet-ontvankelijk verklaard omdat de beroepsgronden niet tijdig zijn ingediend.

Daarmee was ook dit besluit rechtens onaantastbaar geworden.

Het handhavingverzoek door de Appellanten Prinses Margriet

Door de Appellanten Prinses Margriet (in het vervolg: Appellanten) is op 22 januari 2012 (opnieuw) een verzoek tot handhavend optreden gedaan.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (in het vervolg: de Afdeling) heeft in de loop der jaren de zogeheten “beginselplicht tot handhaving” ontwikkeld. Die plicht houdt – kort weergegeven – het volgende in: Als een voorschrift wordt overtreden en de gemeente is bevoegd om daartegen op te treden, dan moet zij in beginsel van die bevoegdheid ook gebruik maken. Zij hoeft dat niet te doen als de overtreding gelegaliseerd kan worden (als er “voldoende concreet zicht op legalisatie” is), of als optreden onevenredig is in verhouding tot de daarmee te dienen belangen. Deze beginselplicht tot handhaving is voor de gemeente nog dwingender als derden haar vragen om handhavend op te treden.

Zoals wij hierboven al zeiden is het gebruik van de ark als woning in strijd met het ter plekke geldende bestemmingsplan “Buitengebied 1998”. Tussen ons en Van Steen bestaat daarover overigens geen verschil van mening. Wij zijn dus bevoegd om op te treden en volgens de beginselplicht tot handhaving daartoe in beginsel zelfs verplicht. Dus ook als wij daarvoor geen verzoek ontvangen hadden. Kritiek op de Appellanten moet naar onze mening dan ook sterk gerelativeerd worden.

Pagina 3

We hebben onderzocht of er in dit concrete geval voldoende zicht is op legalisatie. Daarbij hebben wij gekeken naar het toekomstige bestemmingsplan voor het buitengebied en naar de Verordening Ruimte die door de provincie Noord-Brabant is vastgesteld.

Het voorontwerp bestemmingsplan “Buitengebied 2013”

Uw raad heeft op 16 juni 2009 besloten dat de ark gelegaliseerd moet worden. U heeft zich daarbij gebaseerd op positieve adviezen van de Adviescommissie Toerisme en Recreatie van 17 april 2008, de Provinciale Planologische Commissie Noord-Brabant van 18 juni 2008 en de Directie Ruimtelijke Ordening en Handhaving van de provincie Noord-Brabant van 3 juni 2008.

Ter uitvoering van uw besluit hebben wij in het voorontwerp voor het nieuwe bestemmingsplan voor het buitengebied de ark als aanduiding swa-rpt (specifieke vorm water – rivierpleistertrekplaats) binnen de bestemming

“Water – vaarweg” opgenomen op de verbeelding.

Het voorontwerp is op 30 november 2011 ter inzage gelegd en tot 12 januari 2012 konden belanghebbende inspraakreacties indienen. Wij hebben 88 inspraakreacties ontvangen. Eén daarvan had betrekking op de ark. Gelijktijdig met de inspraakprocedure is het voorontwerp in het kader van het bestuurlijk overleg o.a. aangeboden aan de provincie. Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant hebben nog geen reactie gegeven (wel hebben zij aangegeven dat het niet mogelijk was om voor de gestelde termijn van 12 januari te reageren). Wanneer deze wel ontvangen mag worden is nog niet bekend.

Momenteel worden de ingediende inspraakreacties, de reacties in het kader van het bestuurlijk overleg en de reacties vanuit de klankbordgroep verwerkt tot een inspraaknota. Daarin zal staan hoe deze zijn beoordeeld. Dat zal vermoedelijk in de maand maart gebeuren (afhankelijk van wanneer we reactie van de provincie ontvangen).

Daarna zal een ontwerpbestemmingsplan ter inzage worden gelegd.

Daarmee zou, zo lijkt het de ark te legaliseren zijn, maar hier moeten twee kanttekeningen gemaakt worden.

1. de Afdeling heeft meer dan eens uitgesproken dat een voorontwerp onvoldoende is om te kunnen

spreken van “concreet zicht op legalisatie”.

Het is vaste rechtspraak van de Afdeling dat een voorontwerp van een bestemmingsplan niet voldoende is om te kunnen concluderen dat er voldoende zicht op legalisatie is. Dat standpunt van de Afdeling is overigens zeer begrijpelijk. Als een voorontwerp ter inzage wordt gelegd kunnen inspraakreacties ingediend worden. Die inspraakreacties kunnen aanleiding zijn om het voorontwerp aan te passen. Als het voorontwerp echter al voldoende concreet zicht zou geven op legalisatie zou het instrument van inspraak geven worden. Dan zou immers de indruk gewekt kunnen worden dat de inspraakreacties er niet toe doen; er wordt hoe dan ook vastgehouden aan hetgeen in het voorontwerp staat.

2. de Verordening Ruimte van de provincie Noord-Brabant biedt geen mogelijkheden om de ark te

legaliseren.

De Verordening Ruimte van de provincie Noord-Brabant

De provincie Noord-Brabant heeft in het jaar 2010 een nieuwe Verordening Ruimte 2011 vastgesteld (in het vervolg: Verordening). Blijkens de plankaarten van deze Verordening ligt de ark in een gebied dat in de pVerordening is aangewezen als “groenblauwe mantel” en daarnaast als “winterbed”.

Groenblauwe mantel

Blijkens de Verordening (artikel 1.1 onder punt 35) wordt onder “groenblauwe mantel” het volgende verstaan:

“gebieden die grenzen aan de ecologische hoofdstructuur, de ecologische verbindingszone of het zoekgebied voor
Pagina 4

behoud en herstel van watersystemen, en deze verbinden, zijnde gebieden met overwegend grondgebonden

agrarisch gebruik en belangrijke nevenfuncties voor natuur en water.”.

Artikel 6.3, eerste lid van de Verordening luidt:

1. Een bestemmingsplan dat is gelegen in de groenblauwe mantel:

a. strekt tot behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de ecologische en

landschappelijke waarden en kenmerken van de onderscheidene gebieden;

b. stelt regels ter bescherming van de ecologische, landschappelijke en hydrologische waarden en

kenmerken van de onderscheiden gebieden.

Een ligplaats voor een woonark past, gezien de in dit artikel gegeven omschrijving van de “groenblauwe mantel”

niet binnen die bestemming. Het gegeven dat op de woonark diverse activiteiten worden georganiseerd waarbij

bezoekers worden aangetrokken, verscherpt de strijd met dit artikel uit de Verordening.

Winterbed

Een “winterbed” is blijkens de Verordening (artikel 1.1, onder punt 86) een “gebied begrensd door primaire

waterkeringen, dan wel vastgestelde hoogwaterlijn.”.

Op grond van artikel 5.11 van de Verordening wordt zo’n winterbed beschermd. Dit artikel luidt:

1. Een bestemmingsplan dat is gelegen in een winterbed strekt mede tot behoud van het stroomvoerend en

bergend vermogen van de rivier.

2. Een bestemmingsplan, als bedoeld in het eerste lid, staat niet toe:

a. Een stedelijke ontwikkeling buiten het bestaand stedelijk gebied;

b. (…);

c. (…);

d. (…);

e. (…).

Ook met dit artikel is een ligplaats voor de woonark op de locatie in strijd. De ark ligt immers niet in bestaand

stedelijk gebied.

De Verordening kent wel een afwijkingsmogelijkheid (in het derde lid van artikel 5.11). Een bestemmingsplan kan

voorzien in een van de in artikel 5.11 genoemde ontwikkelingen mits de toelichting een verantwoording bevat

waaruit blijkt dat (a) de beoogde ontwikkeling een voortzetting is van een bestaande planologische

gebruiksactiviteit ten behoeve van stedelijke ontwikkeling (b) de beoogde ontwikkeling niet kwetsbaar is ten

aanzien van de waterdiepte en de frequentie van overstromen (c) is verzekerd dat mensen en dieren op

doelmatige wijze geëvacueerd kunnen worden (d) is verzekerd dat de permanente aanwezigheid van mensen

hoogwatervrij kan plaatsvinden.

De toelichting bij de Verordening vermeldt over deze uitzonderingsmogelijkheid het volgende.

“De voorwaarden zijn:

Er is sprake van voortzetting van een bestaande functie. Hiermee wordt bereikt dat bestaande activiteiten en

functies die thans zijn toegestaan, zoals bestaande industrie- en haventerreinen mogelijk blijven. Voor deze

bestaande buitendijkse bedrijventerreinen gaat een dergelijke beperking te ver: er is ruimte voor watergerelateerde

bedrijvigheid nodig en het is niet de bedoeling om met deze verordening bestaande ontwikkelmogelijkheden teniet

te doen. In beginsel moeten hier ontwikkelingen (bedrijfsgebouwen) kunnen plaatsvinden waarvoor deze terreinen
Pagina 5

bedoeld zijn. De voorwaarde is bedoeld om voortzetting van de bestaande functie (‘bedrijvigheid’) mogelijk te

maken. Er kan geen omvorming naar woon- of recreatiegebied plaatsvinden.”

De aanwezigheid van de ark is naar onze mening geen voortzetting van een bestaande planologische

gebruiksactiviteit ten behoeve van stedelijke ontwikkeling, nu de ligplaats op deze locatie nooit planologisch is

toegestaan.

Gezien het bovenstaande biedt de Verordening Ruimte geen ruimte om de ark bij de herziening van het

bestemmingsplan in te passen. Daarbij biedt de Verordening ook geen mogelijkheid voor GS om ontheffing ervan

te verlenen dan wel een mogelijkheid voor u om ervan af te wijken. Inpassing van de ark zal daarom leiden tot een

bestemmingsplan dat in strijd is met de Verordening.

Handhaving niet onevenredig met de te dienen belangen

Nu geconcludeerd kan worden dat er onvoldoende zicht op legalisatie is, is de volgende vraag aan de orde: is

handhaven van de bepalingen van het bestemmingsplan onevenredig met de te dienen belangen? Al eerder in

deze zaak is door de rechtbank in Den Bosch en de Afdeling gezegd dat dit niet het geval is.

Samenvattend

– De ark is in strijd met de bepalingen van het huidige bestemmingsplan “Buitengebied 1998”.

– De gemeente is bevoegd om tegen deze strijdigheid op te treden.

– Volgens de beginselplicht is de gemeente zelfs verplicht om handhavend op te treden, zeker nu

belanghebbenden daarom verzocht hebben.

– Omdat er ‘slechts’ sprake is van een voorontwerp bestemmingsplan is er onvoldoende concreet zich op

legalisatie.

– Handhaven van de bepalingen van het bestemmingsplan is niet onevenredig met de te dienen belangen.

– De Verordening Ruimte 2011 van de provincie biedt geen mogelijkheden om de ark in het nieuwe

bestemmingsplan in te passen.

– De gemeente kan niet anders dan handhavend optreden tegen het strijdige gebruik.

Oplossingen

Uiteraard hebben wij onderzocht of er oplossingen mogelijk zijn. Daarbij hebben wij echter wel in gedachten

gehouden dat de provincie, bij monde van de betrokken gedeputeerde aan de betrokken wethouder, heeft kenbaar

gemaakt, dat zij niet bereid is om medewerking te verlenen aan de inpassing van de ark. Wat betekent dat het

standpunt van GS is gewijzigd ten opzichte van het standpunt in 2008.

Een (theoretische) mogelijkheid is om vooruitlopend op de algehele herziening van het bestemmingsplan

“Buitengebied 1998” een partiële herziening door te voeren. Bij deze mogelijkheid zijn twee zwaarwegende

kanttekeningen te maken.

Ten eerste is de slagingskans zeer klein. Zoals wij hierboven al schreven is de inpassing van de ark bij de

herziening van het bestemmingsplan voor het buitengebied op twee onderdelen strijdig met de Verordening. Ook

kent de Verordening geen toepasbare afwijkings- of ontheffingsmogelijkheid en is de betrokken gedeputeerde niet

van plan om aan de inpassing van de ark mee te werken. Inpassing van de ark in een partiële herziening van het

bestemmingsplan zal ook leiden tot een plan dat in strijd is met de Verordening. Een beroep door Appellanten

tegen een dergelijk plan bij de Afdeling, zal naar onze stellige overtuiging slagen en de partiële herziening zal

worden vernietigd. Pagina 6

Ten tweede zal een dergelijke operatie bijzonder veel ambtelijke capaciteit vergen en kan ten koste gaan van

overige werkzaamheden. Het gevaar is dat de werkzaamheden aan de algehele herziening van het

bestemmingsplan “Buitengebied 1998” in gevaar komen en dat de datum van 1 juli 2013 niet wordt gehaald. Het

gevolg zal zijn dat “wij voor aanvragen Omgevingsvergunningen op basis van het op dat moment ‘verouderde’

bestemmingsplan “Buitengebied 1998 vanaf die datum geen leges meer in rekening mogen brengen. Dit zal een

zeer zware wissel trekken op de toch al moeilijke financiële positie van de gemeente.

Wij stellen voor om niet een dergelijke partiële herzieningsprocedure op te starten.

Bijlagen:

Stukken ter inzage:

Grave, 8 maart 2012

Burgemeester en wethouders van Grave,

R. Bransz, S. Haasjes-van den Berg,

Secretaris burgemeester

P.S. Het is erg lastig om via de IPAD op 500 kilometer van huis dit bericht te plaatsen!!!!
Maar in het kader van de informatievoorziening voor onZe burgers wel van belang. Dinsdag is de
Politiek aan zet!! Voer voor juristen???

Een gedachte over “Informatie Prinses Margriet vanuit het stadhuis.

  • Als er nou 8 stuks A4 bladen nodig zijn om in het kort samen te vatten wat er allemaal is gebeurd, dan geeft dat toch grotendeels aan hoe slecht dit proces is gelopen. Ik begrijp heus wel dat er lastige omstandigheden zijn geweest. Maar hier had toch binnen een paar jaar (ongeachte de beslissing) een definitieve klap op gegeven moeten worden -> Ja of Nee. In mijn beleving maakt de gemeente Grave zich onsterfelijk belachelijk wanneer ze ruim twintig jaar na de eerste aanzet beslist dat de prinses Margiet voor 1 juni a.s. weg moet, zonder een redelijke oplossing voor te stellen. Mocht dit onverhoopt gebeuren schiet de gemeente Grave in haar eigen voet, lijkt mij. Mvg Jeroen van Druten

    Beantwoorden

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *