Grave Lokaal

Ambtelijke nota voor de wethouders Sociaal Domein. Ter informatie naar de raad gestuurd.

Deze nota is opgesteld in het licht van de regionale discussie over Solidariteit Jeugdzorg Land van Cuijk

De memo bevat feitelijke informatie en scenario’s over de financiële afspraken in Brabant Noordoost en in het bijzonder het Land van Cuijk die zijn gemaakt over inzet van middelen ten behoeve van de uitvoering van de jeugdzorg. Deze memo kan gebruikt worden als gespreksnotitie met uw college en raad. Deze memo biedt geen oplossingen of adviezen. Het gaat om een principiële discussie die op bestuurlijk niveau gevoerd moet worden.

Echte Achtergrond
De gemeenten zijn in 2015 verantwoordelijk geworden voor de uitvoering van de jeugdzorg hebben de 16 gemeenten in de Brabant Noordoost (BNO) met elkaar afgesproken dat de gemeente Den Bosch via een centrumregeling de inkoop van Zorg in Natura (ZIN) verzorgt. Vanuit deze regeling zijn afspraken gemaakt over de inleg van middelen en over afrekening. Elke gemeente legt in op basis van een vooraf door de inkooporganisatie opgestelde begroting (het zogenaamde inkoopkader). De inleg vindt plaats op basis van een 3-trapsmodel waarbij uitgegaan wordt van volledige solidariteit voor de duurste en zwaarste zorg (jeugdzorg Plus), gedeeltelijke solidariteit voor middelzware zorg (zorg met verblijf) en “eigen rekening” voor de lichte ambulante zorg (zorg zonder verblijf). De inleg is tevens de afrekening tenzij er forse onder- of overschrijdingen in enig jaar ontstaan.

De middelen die worden ingelegd in Den Bosch gaan rechtstreeks van de afzonderlijke gemeenten naar Den Bosch. Afrekening naar gemeenten gebeurt rechtstreeks tussen Den Bosch en de betreffende gemeente.

Opgemerkt wordt dat in de regionale (BNO) beleidskaders is vastgelegd dat elke gemeente de rijksmiddelen en de lokale middelen die voor de transitie al voor de jeugdzorg beschikbaar waren, 0nverkort inzetten voor de jeugdzorg.

Naast deelname aan deze centrumregeling hebben de 5 gemeenten uit het Land van Cuijk (LvC) vanaf de start afgesproken dat ze samen de uitvoering van de lokale jeugdzorg ter hand zouden nemen via het CJG en een daaronder gevormd Basisteam Jeugd en Gezin (BJG). Hieruit voortvloeiend worden ook de Persoonsgebonden Budgetten (PGB, in dit verband wordt in de regel ook gesproken over programmabudgetten) op schaal van LvC uitgevoerd. De afspraken hiervoor zijn vastgelegd in een dienstverleningsovereenkomst (DVO). Voor de financiering van deze DVO wordt een jaarlijkse begroting opgesteld door de centrumgemeente Cuijk. De begroting bestaat uit twee delen, te weten de uitvoerings- of bedrijfsvoering kosten en de programmabudgetten (PGB’s, vervoerskosten, flexibel budget). De inleg per individuele gemeente bestaat uit het restant van de rijksmiddelen die worden overgehouden na de inleg in Den Bosch en door inleg van de “oude” middelen voor jeugdzorg die elke gemeente had begroot voor 2015 (middelen voor het CJG en subsidies aan met name welzijnsorganisaties). Deze DVO is gebaseerd op volledige solidariteit. Dat betekent dat overschotten of tekorten worden verrekend op basis van een tussen de 5 gemeenten vastgelegd verdeelmodel. Dit verdeelmodel is toentertijd bepaald op het aantal jongeren per gemeente op de peildatum 1 januari 2014. Daarbij is afgesproken dat na 1 jaar het verdeelmodel opnieuw bekeken zou worden. Vanuit de DVO treedt Cuijk op als centrumgemeente. Zij is ook schatbewaarder.

Ten behoeve van het financieel beheer van de jeugdzorg middelen in het LvC wordt op advies van het poho LvC er jaarlijks een integrale begroting jeugdzorg LvC vastgesteld door de colleges. In deze begroting wordt de inleg berekend en worden de kosten voor de uitgaven LvC (PGB’s en BJG/CJG) inzichtelijk gemaakt. Bij de jaarlijkse begroting wordt ook het totale financiële beeld gepresenteerd. Met andere woorden: in hoeverre slagen de gemeenten erin met beide begrotingen binnen de beschikbare middelen te blijven?

Omdat de definitieve positionering van het BJG meer energie en tijd vroeg is eind 2015 besloten de DVO te verlengen tot eind 2016 en een onderzoek uit te voeren naar dit vraagstuk (de Businesscase). Deze businesscase is eind mei 2017 vastgesteld. Omdat de businesscase eind 2016 nog niet klaar was is de DVO nogmaals met een half jaar verlengd tot juli 2017. Op basis van de resultaten van de businesscase is besloten om per 01-07-2017 te gaan werken met 2 DVO’s: één voor de programmabudgetten (PGB’s) en één voor de uitvoering en de financiering van het CJG/BJG (de DVO bedrijfsvoering per 1 juli 2017).

Tekorten/overschotten
Sinds de gemeenten verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de Jeugdzorg (2015) zijn de gemeenten in de regio BNO er niet in geslaagd om met betrekking tot ZIN binnen de beschikbare budgetten te blijven. Er is jaarlijks sprake van een tekort.

Binnen de DVO LvC is er in de periode 2015-2016 op de PGB’s een overschot gerealiseerd. De volledige uitvoering van de jeugdzorg voro het LvC kon hierdoor kostenneutraal worden gerealiseerd.

Om de gemeentebegrotingen niet onder druk te zetten is voor 2015 en 2016 via het poho LvC besloten om de tekorten ontstaan op de ZIN te dekken met de overschotten op de PGB-middelen in het LvC, volgens de afrekensystematiek gehanteerd in BNO. Hierdoor is er vermenging van beide geldstromen ontstaan.

Feitelijke afrekening tussen de gemeenten in het LvC over de jaren 2015 en 2016 heeft nog niet plaatsgevonden.

Ook voor 2017 en 2018 wordt er op de ZIN weer een tekort verwacht. Voor deze jaren verwachten we echter geen overschot op de PGB’s. Dat betekent formeel cf. de gemaakte afspraken dat het tekort door de individuele gemeenten gedragen zal moeten worden.

Financieel resultaat DVO LvC 2015 en 2016
In deze paragraaf bekijken we wat het effect zou zijn als de 5 gemeenten zouden hebben afgerekend geen rekening houdend met de solidariteitsafspraken geldend in het LvC (de DVO). Deze zijn afgezet tegen het jaarresultaat zoals dat is bereikt binnen de DVO.

Cuijk als centrumgemeente voor LvC is verantwoordelijk voor het financieel beheer en de administratie. Hiervoor is een zogenaamde kostenplaats Jeugdzorg LvC opgesteld waarbinnen de jaarlijkse gezamenlijke begroting en afrekening worden verantwoord. Ondanks dat over de jaren 2015 en 2016 niet is afgerekend (zoals, in afwachting van de businesscase besloten is door ieder college) is het resultaat per jaar van de individuele gemeente wel inzichtelijk gemaakt. Op grond van het Besluit Begroten en Verantwoorden dient de vordering die elke gastgemeente heeft op de centrumgemeente in de lokale gemeenterekening (op de balans) namelijk te worden opgenomen.

2015
Zoals eerder aangegeven hebben de gemeenten in 2015 gezamenlijk een overschot gerealiseerd op de programmabudgetten. Op de balansdatum 31 december 2015 bedraagt het totale overschot € 1.518.979.

Het resultaat per individuele gemeente is (als er geen rekening wordt gehouden met de afspraken binnen het LvC) als volgt.

Boxmeer Cuijk Grave Mill & St. Hubert Sint Anthonis Land van Cuijk
Resultaat individuele gemeente 706.882 240.464 159.247 146.630 265.756 1.518.979

Onder deze berekening liggen de volgende uitgangspunten:

  • De werkelijk per gemeente bestede PGB’s, vervoerskosten en aandeel flexibel budget;
  • De uitvoeringskosten van het BJG zijn begrotingsneutraal;
  • De extra bijdrage 2015 aan de regio BNO volgens de gemaakte afspraken.

Indien op 31 december 2015 conform de DVO LvC (artikel 8) zou zijn afgerekend, zou deze als volgt hebben plaatsgevonden.

Boxmeer Cuijk Grave Mill & St. Hubert Sint Anthonis Land van Cuijk
Resultaat DVO 486.073 425.314 212.657 182.277 212.657 1.518.979

Onder deze berekening liggen de volgende uitgangspunten:

  • Solidariteit (aantallen jeugdigen) op het overschot PGB’s, vervoerskosten en aandeel flexibel budget;
  • De uitvoeringskosten van het BJG zijn begrotingsneutraal;
  • De extra bijdrage 2015 aan de regio BNO volgens de voor deze regio gemaakte afspraken.

2016
Het gezamenlijk resultaat van het programmabudget op de balansdatum 31 december 2016 is € 578.021. Bij deze berekeningen zijn uitgangspunten zoals hierboven genoemd gehanteerd.

Afrekening DVO per 31-12-2016 Boxmeer Cuijk Grave Mill & St. Hubert Sint Anthonis Land van Cuijk
Resultaat individuele

gemeente

161.930 260.875 – 52.048 70.975 136.288 578.020
Resultaat DVO 184.966 161.846 80.923 69.362 80.923 578.020

Wat zien we gebeuren:

  1. Tot en met 2016 zijn er geen tekorten op de gezamenlijke jeugdmiddelen LvC. Dit omdat de tekort op ZIN (BNO) kunnen worden gedekt met de overschotten PGB (LvC);
  2. Als we beide afrekensystematieken (individueel t.o.v. DVO) tegen elkaar afwegen zien we het volgende beeld ontstaan:
Boxmeer Cuijk Grave Mill & St. Hubert Sint Anthonis Land van Cuijk
Individueel 161.930 260.875 -52.048 70.975 136.288 578.020
Solidair 184.966 161.846 80.923 69.362 80.923 578.020
Voor- of nadeel 23.036 -99.029 132.971 -1.613 -55.365 0

Effect individueel of solidair in LvC vanaf 2017
Kijken we naar de situatie in 2017 en 2018 dan zien we binnen de huidige discussie over solidariteit 2 scenario’s:

  1. Wat gebeurt er financieel als elke gemeente de resultaten van de ZIN/BNO-begroting afzonderlijk afrekent, conform de huidige afspraken in de DVO (individueel);
  2. Wat gebeurt er financieel als het LvC op basis van volledige solidariteit[1] met BNO afrekent (solidair).

Deze 2 scenario’s staan hieronder[2].

2017 Boxmeer Cuijk Grave Mill & St. Hubert Sint Anthonis Land van Cuijk
Individueel -876.380 -365.597 -216.235 -248.353 29.305 -1.677.260
Solidair -574.565 -494.696 -225.368 -194.411 -188.220 -1.677.260
Voor- of nadeel 301.815 -129.099 -9.133 53.942 -217.525 0

 

2018 Boxmeer Cuijk Grave Mill & St. Hubert Sint Anthonis Land van Cuijk
Individueel -1.513.693 -820.280 -89.270 -349.985 37.163 -2.736.065
Solidair -920.285 -791.176 -369.766 -334.649 -320.189 -2.736.065
Voor- of nadeel 593.408 29.103 -280.497 15.336 -357.351 0

Solidariteit
De vraag die nu is gerezen is tot hoeverre reiken de solidariteitsafspraken, of misschien beter gezegd; de solidariteit binnen het LvC.

Formeel gezien is de situatie zoals hierboven geschetst:

  1. Er is een overeenkomst tussen de gemeenten in BNO over de inkoop en afrekening van ZIN, vastgelegd via een centrumregeling.
  2. Er is een DVO LvC voor de verstrekking van PGB’s en de uitvoering van het CJG/BJG.
  3. In beide overeenkomsten is er sprake van solidariteitsafspraken, maar hebben deze afspraken geen raakvlakken met elkaar.
  4. Dus beide overeenkomsten worden apart van elkaar afgerekend binnen de daarover gemaakte afspraken.

Formeel bestaan er dus geen afspraken over solidariteit binnen het LvC omtrent tekorten op de inkoop van ZIN via Den Bosch.

Door verschillende gemeenten wordt nu gesteld dat er altijd wel de intentie is geweest om over alle middelen voor jeugdzorg (ZIN, PGB en BJG/CJG) solidair te zijn. Dat er is gehandeld als waren we 1 gemeente.

Nalezing van alle formele stukken onderbouwt deze intentie of dit gevoel niet. In overeenkomsten, presentaties en verslagen van het LvC wordt nergens gesproken over solidariteit binnen het LvC op de geldstromen richting Den Bosch c.q. tekorten op de totale middelen..

  • Hoe kan dit verschil van inzicht nu zijn ontstaan? Hiervoor zijn vijf verklaringen aan te wijzen:

Er wordt gesproken over een intentie tot volledige solidariteit en handelen in de geest van als waren we 1 gemeente. Dit is echter nooit daadwerkelijk gestaafd bij de afzonderlijke partners of bekrachtigd door middel van formele afspraken;

  • De lange doorlooptijd van het opstellen van de businesscase heeft de herinnering aan de financiële afspraken naar achter verdrongen;
  • Zowel als het gaat om de kosten voor ZIN als de kosten voor de PGB’s wordt er in stukken gesproken over “programmakosten”. Dit is in de zin van de solidariteitsdiscussie (waar hebben we nou afspraken over gemaakt?) verwarrend;
  • In de presentatie van het financiële beeld bij integrale begroting LvC worden zowel de uitgaven ZIN (BNO) als PGB en BJG/CJG (LvC) genoemd. Hierdoor kan de indruk ontstaan dat het om geïntegreerde geldstromen gaat. Dit is niet het geval[3];
  • Door de pragmatische oplossing om de tekorten ZIN/BNO 2015 en 2016 te dekken uit de overschotten PGB’s/LvC is er feitelijke vermenging ontstaan tussen beide geldstromen. Dit wekt de schijn van formele onderlinge verbondenheid.

Samenvatting

  • Er zijn geen formele afspraken over solidariteit binnen het LvC over de begroting en afrekening ZIN/BNO.
  • In stukken die de afgelopen jaren zijn opgeleverd ca gepresenteerd is dit ook niet gesuggereerd.
  • Er zijn geen formele gronden om aanspraak te maken op solidariteit over de tekorten ZIN.
  • Er zijn op regionale schaal (dit zegt dus niet over lokale belangen) geen inhoudelijke, financiële argumenten die pleiten voor volledige solidariteit binnen het LvC.
  • Het betreft een morele en bestuurlijke overweging.

[1] Volgens verdeelmodel van jongeren in Zorg t-1

[2] Bron: voorlopige begrotingen aangeleverd voor de vergadering poho LvC 20-09-2017, aangepast op basis septembercirculaire 2017

[3] Overigens is het vanaf 2018 wel de bedoeling dat deze geldstromen worden geïntegreerd. Maar over voorgaande periode is dit niet zo geweest.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *