Uit mijn archief: vragen van oppositielid Theo Reijnen in 2012.
Vraag TROTS, dhr Reijnen, over de ark Prinses Margriet en de bezwarencommissie (aanvullende vraag)
Vraag
Dit is geen antwoord op mijn vragen, wie of wat zit er achter kenmerk CB/MV, vraag over tendentieus geschrift richting bezwaren commissie en de negatieve benadering van ambtenaren inzake Prinses Margriet. Vervolgens in de brief naar de bezwaren commissie gebruik maken van iets wat niet bekend is te weten de mogelijk reactieve aanwijzing inzake de Prinses Margriet. Dit is een uitspraak van Esther Vos van de provincie richting mevr. Van Lieshout die het vervolgens weer ter kennis brengt van de behandelend ambtenaar van de gemeente Grave. Dergelijke zaken horen onsinziens niet thuis in een geschrift naar de bezwarencommissie omdat hier sprake is van geruchten via de tamtam.
Dit is geen antwoord op mijn vragen, wie of wat zit er achter kenmerk CB/MV, vraag over tendentieus geschrift richting bezwaren commissie en de negatieve benadering van ambtenaren inzake Prinses Margriet. Vervolgens in de brief naar de bezwaren commissie gebruik maken van iets wat niet bekend is te weten de mogelijk reactieve aanwijzing inzake de Prinses Margriet. Dit is een uitspraak van Esther Vos van de provincie richting mevr. Van Lieshout die het vervolgens weer ter kennis brengt van de behandelend ambtenaar van de gemeente Grave. Dergelijke zaken horen onsinziens niet thuis in een geschrift naar de bezwarencommissie omdat hier sprake is van geruchten via de tamtam.
Antwoord
Het College van B&W heeft de onderstaande reactie van de heer Reijnen besproken op 4 decemer 2012 en stelt zich op het standpunt dat alles dat door de organisatie gedaan wordt onder de verantwoordelijkheid van het college valt en dat derhalve het college daarop dient te worden aangesproken. Daarom vindt het college het niet opportuun om de vragen gericht op het functioneren van individuele medewerkers van de organisatie te beantwoorden. Het college is het met de heer Reijnen eens dat ambtelijke adviezen niet gebaseerd horen te zijn op tamtam- berichten en constateert overigens dat daarvan in de door de heer Reijnen bedoelde kwestie geen sprake van is.