Grave Lokaal

Kerkbestuur reageert op erfgoedplan gemeente Grave

t kerkbestuur heeft uitgebreid gereageerd op het concept-erfgoedplan ‘Erfgoed voor het voetlicht. Erfgoedbeleid Grave’.

Over de procedure
Het kerkbestuur vindt het op z’n minst verwonderlijk en een gemiste kans dat het niet bij de totstandkoming van het concept-erfgoedplan betrokken is. De parochie beheert immers zowel in materiële als immateriële zin het meeste, grootste en wellicht belangrijkste erfgoed in Escharen, Gassel, Grave en Velp. Zeker waar het ‘t “opstellen van een kerkenvisie” betreft had daarmee een te algemene en op onderdelen onjuiste voorstelling van zaken voorkomen kunnen worden.

Graafs goed, Graafs goud
Hieronder staat het kerkbestuurlijke visiedocument ‘Graafs goed, Graafs goud. Pleidooi voor strategisch en publieksgericht erfgoedbeleid’. Wij zijn van mening dat erfgoed van de mensen is en dat -beleid zoveel mogelijk van onderop moet komen. Dat creëert draagvlak en medewerking. Omdat geschiedenis verkoopt, liggen er kansen om te excelleren met erfgoed als unique selling point. Dat lukt alleen als je het inbedt in ruimtelijke ordening & monumentenzorg, cultuur & onderwijs en economische zaken en toerisme. Door een ontkokerde, publieksgerichte productontwikkeling die het verleden goed ‘vermarkt’, is munt te slaan uit het materiële en immateriële erfgoed van Escharen, Gassel, Grave en Velp. Daarvoor is het noodzakelijk historisch (-wetenschappelijke) analyses te vertalen zodat geschiedenis zichtbaar, verstaanbaar, herkenbaar en toegankelijk wordt. Dat is wat ons betreft nog te weinig het geval.
Van praten over naar praten met
Het kerkbestuur ziet graag een lokale lijst van materieel én immaterieel erfgoed en vooral (!) de publieksgerichte aspecten daarvan. Het werkt graag mee aan de ontwikkeling van ambitieus en strategisch erfgoedbeleid. Daarnaast gaan wij graag in gesprek met het gemeentebestuur en andere lokale organisaties, ook wat betreft de donkere wolken die dreigend boven de kerktorens hangen. Het is belangrijk eerst met ons bestuur te praten, voordat er (op basis van onvolledige of onjuiste informatie) over de toekomst van de kerkgebouwen en andere zaken gesproken en beslist wordt.

Het College van Burgemeester en Wethouders brengt in januari een werkbezoek aan de kerk.  

GRAAFS GOED, GRAAFS GOUD

Pleidooi voor strategisch en publieksgericht erfgoedbeleid.

Zienswijze van het r.-k. kerkbestuur H. Elisabeth (patrones van de caritas) op het concept-erfgoedplan ‘Erfgoed voor het voetlicht. Erfgoedbeleid Grave’


Algemene indruk


Het concept-erfgoedplan ‘Erfgoed voor het voetlicht. Erfgoedbeleid Grave’ is een degelijk, ambtelijk stuk waaruit weinig échte ambitie spreekt. Het bestaat voor een groot deel uit algemeenheden die voor iedere situatie gelden. Het is dan ook jammer dat gesprekken met lokale partijen niet geleid hebben tot een ‘Graafse’ invulling. Door Escharen, Gassel, Velp en last but not least Grave een (inhoudelijke) plek te geven in het verhaal, wordt het concreet en richtinggevend. Juist een dergelijke concretisering alsmede de toekenning van een daarbij behorend budget zijn onontbeerlijk.

De harde realiteit


Het Rijk verschuift de inhoudelijke en financiële verantwoordelijkheid inzake het erfgoed in breedste zin naar de provincies en gemeenten. Dit beleid van doorschuiven en bezuinigen krijgt de komende jaren zijn beslag. Daardoor krijgen steeds minder mensen de verantwoordelijkheid voor steeds meer erfgoed. Daarvoor is minder geld dan tevoren beschikbaar. Alles behouden is dan ook geen haalbare kaart. Mooie, doch qua daadwerkelijke aspiraties nog vage beleidsvoornemens mogen deze harde realiteit – die op lokaal niveau, alhier, grote problemen oplevert – niet verhullen. Het is belangrijk de werkelijkheid met bijbehorende knelpunten en risico’s te benoemen en daarop te anticiperen. Het kerksluitingsbeleid van het bisdom van ’s-Hertogenbosch alleen al is daarvoor voldoende aanleiding.
Eerlijkheid gebiedt te zeggen dat de hierboven beschreven omslag te snel gaat. De gemeenten hebben niet de instrumenten meegeleverd gekregen om er goede invulling aan te geven. Gebrek aan expertise en tijd leiden tot een lokale zoektocht naar de minimale verplichting. Herhaaldelijk geeft de  concept-erfgoednota dan ook antwoord op de vraag wat verplicht is. Grave zou daar, met inzet van lokale experts en organisaties, overheen moeten (durven) stappen.

Werken vanuit ambitie


Politiek gezien mag erfgoed dan wel niet ‘sexy’ zijn, het is – gelet de groeiende maatschappelijke en toeristische belangstelling ervoor – ‘hot’. Kijk niet alleen naar de grote stichting ‘Graeft Voort’, maar ook naar de heemstichtingen die in Gassel en Velp de afgelopen jaren van de grond zijn gekomen en in Escharen in oprichting is. Dat maakt het vreemd dat de nalatenschap van onze eigen vorige generaties laag op het politieke prioriteitenlijstje staat.
Mag het ontbreken aan ambitie als er kansen voor het oprapen liggen? De gemeente Grave zou er goed aan doen zich het binnenslepen van de BNG Erfgoedprijs (voor een gemeente die excelleert op het gebied van erfgoedbeleid) ten doel te stellen. De trots die ‘we’ voelen wordt dan gebruikt om ‘ons’ op de kaart te zetten. Dat kan door naast een objectgerichte benadering te kiezen voor een gebiedsgerichte monumentenzorg, die raakt aan de plek waar mensen wonen, winkelen en recreëren en de beleving van burgers en bezoekers.

Identiteit en ontwikkeling


Als de mogelijke sluiting van de dorpskerken iets duidelijk heeft gemaakt, is het dat de godshuizen (zelfs) in deze tijd grote getuigen zijn van lokale identiteit. Materieel en immaterieel erfgoed gaan hand in hand. Je hebt de immense bouwwerken waaraan je het dorp of de stad op grote afstand herkent, de bij mekaar gespaarde kunstschatten en opgebouwde archieven naast de gebruiken, rituelen en tradities binnen, vanuit en naar deze kerken toe. Of het herinneringen aan de Eerste Communie of de uitvaart van dierbaren betreft of het goede werk van de gilden van Escharen en Gassel. Het zal nagenoeg bekend zijn dat de Brabantse gilden onlangs op de lijst van immaterieel erfgoed geplaatst zijn. Dat betekent dat onze drie gilden – naast de twee genoemde kerkelijke ook de stedelijke Cloveniers – een plek op een gemeentelijke lijst van immaterieel erfgoed moeten prijken. Net als de eeuwenoude bedevaart naar st.-Machuut in Esteren, de Gasselse Staakmadonna (uit de Canon) en de activiteiten van de stichting ‘Kinderfolklore’ in de Graaf, om maar eens wat andere voorbeelden te noemen.
Erfgoedzorg moet er niet alleen, zoals zojuist betoogd, op gericht zijn om het identiteitsbesef van gemeenschappen te versterken, het dient tegelijkertijd het fenomeen ‘tijd’ voelbaar en zichtbaar te maken, zodat we ons bewust worden van de dynamiek van cultuur, continuïteit en verandering, patronen en breuklijnen, herkenning en vervreemding. Een dergelijke benadering, die uitgaat van erfgoed als unique selling point, laat zien dat er echt brood in zit. Zeker als je kijkt naar het goud dat Grave in handen heeft en de mensen die dat koesteren.

Ontkokering noodzakelijk


Er is geld te verdienen met erfgoed. Politici hebben vooral de neiging om het te zien in termen van kosten, bodemloze putten waarin goed geld gegooid wordt zonder dat het iets oplevert. Dit terwijl een strategische visie het als een economische factor kan inzetten, omdat een van de meest winst-producerende kanten van erfgoed nu eenmaal toerisme is. Daarom moet het erfgoedbeleid een samenspel zijn van ruimtelijke ordening en monumentenzorg, cultuur en onderwijs, economische zaken en toerisme. Als het dat niet is, blijft het beleidsstuk een papieren tijger waaruit slechts agendapunten voor vergaderingen voortkomen. Omdat erfgoed van de mensen is en (dus!) van onderop bepaald wordt, liggen de kansen op straat voor het oprapen.
Dat er op ons eigen stadhuis sprake is van verkokering blijkt bijvoorbeeld uit de passage over de eerdergenoemde ‘kerkenvisie’. Dat de gemeente reeds nadrukkelijk betrokken is bij ontwikkelingen rond de kerken, zoals die van Gassel, is niet bij iedereen ten burelen bekend.

Burgers én bezoekers


Een paragraaf over huidige met erfgoed en volkscultuur samenhangende toeristische activiteiten en noodzakelijke nieuwe initiatieven op die gebieden of, bijvoorbeeld, wat erfgoedonderwijs betreft had niet misstaan. Het had de brug kunnen slaan tussen onze burgers (in breedste zin) en de bezoekers aan de gemeenschappen. Succesvol, ontkokerend en verbreed erfgoedbeleid richt zich juist op ménsen. Wie zijn onze klanten? Wat zoeken ze, wat willen ze? En: hoe kan aan die wensen voldaan worden? Toerisme is immers een kopersmarkt (werkt dus vraag- in plaats van aanbodgericht).
Cultuurtoerisme
Grave is aantrekkelijk voor cultuurtoeristen: personen van buiten de (stads)gemeenschap, van wie het bezoek geheel of gedeeltelijk gemotiveerd wordt door interesse in de historische, artistieke, kunstzinnige of levenswijze/erfgoed in een gemeenschap, regio, groep of instelling. Geschiedenis, kunst, erfgoed enzovoort trekken mensen. Graafs erfgoed is interessant genoeg om daarin te investeren. De gemeente kan daartoe de noodzakelijke aanzet geven door alle daar enigszins bij betrokken partijen met elkaar in verbinding te brengen. Kijk hoe – groot en breed – Nijmegen de viering van zeventig jaar bevrijding aanpakt: uitnodigend en verbindend van onderop, maar tegelijkertijd regisserend en faciliterend van bovenaf.

Key partners


Het wordt tijd dat Grave zichzelf niet alleen op de kaart zet, maar zorgt voor een aantrekkelijk product. Wat zijn de mogelijkheden en beperkingen van de huidige situatie? Voordat er ook maar één beleidsmatige stap voorbereid en gezet kan worden, zullen key partners met elkáár aan tafel moeten. Natuurlijk kijk je daarbij naar lokale historici en archeologen. Maar het is wezenlijk daar bijvoorbeeld de VVV, het centrum- en bezoekersmanagement, ‘Graveon’ in het algemeen en de horeca in het bijzonder bij te betrekken. Omdat de majestueuze sint-Elisabethkerk, die letterlijk boven de vestingstad uittorent, de grootste toeristische trekker van Grave is, horen de (onafhankelijke) stichting ‘Restauratie Elisabeth Grave’ en het kerkbestuur er zeker bij. Ook wat de dorpen betreft is het wijs het laatstgenoemde bestuur aan tafel te vragen. Escharen, Gassel en Velp moeten we niet over het hoofd zien.
Strategische toeristische erfgoedplanning
Door met de voornoemde sleutelpartijen aan gezamenlijke productontwikkeling te doen, start je het denken van onderaf en ga je uit van de ánder: de burgers en de bezoekers. Het is dan mogelijk een strategische toeristische erfgoedplanning met meetbare doelen op te zetten. Draagvlak creëer je eveneens door degelijke historische analyses om te zetten in spannende, begrijpelijke en aangrijpende verhalen. Daardoor maak je geschiedenis en erfgoed zichtbaar, verstaanbaar, herkenbaar en toegankelijk.


‘Vermarkten’ van verleden


Het verleden van Grave biedt voldoende aanknopingspunten die te ‘vermarkten’ zijn. Denk aan oorlogsgeschiedenis alleen al. Door daaruit voor het basis- en voortgezet onderwijs interessante thema’s te destilleren, kun je grote groepen leerlingen naar de stad halen. Wellicht heeft het Graafs Museum mogelijkheden om algemene en nationale geschiedenis te duiden aan de hand van lokale cases. Of het nu bijvoorbeeld de Tachtigjarige Oorlog of de Tweede Wereldoorlog en de Jodenvervolging betreft. De stadskerk aan de Hoofdwagt ontvangt jaarlijks tientallen scholieren uit het primair en secundair onderwijs – ook uit Nijmegen e.o. – om de verplichte tijdvakken te beleven aan de hand van de geschiedenis van de st.-Elisabethkerk. Dat aanbod willen we – bijvoorbeeld door middel van onder de paraplu van de stichting ‘Restauratie Elisabeth Grave’ te ontwikkelen lesbrieven – vergroten, mede omdat het interessant is voor alle generaties. Dat blijkt uit de hoge bezoekersaantallen.
Publieksgerichtheid
Het kerkbestuur pleit voor een aanpak van onderaf, die leidt tot een lokale publieksgerichte materiële en immateriële erfgoedlijst, publieksgerichte activiteiten voor burgers en bezoekers onder de paraplu van een evenzeer publieksgerichte citymarketing.
Huizen van geloof, gemeenschap en gezamenlijke geschiedenis
Wij zien kerken als huizen van geloof, gemeenschap en gezamenlijke geschiedenis. Daarom zoeken we nadrukkelijk aansluiting met maatschappelijke organisaties. Zo bieden we de heemstichtingen van Velp en Escharen onderdak en werken we gezamenlijk aan laagdrempelige publicaties die getuigen van een gedeelde identiteit sinds tientallen jaren, zo niet eeuwen. Hoe je ook tegen het geloof of de Kerk als instituut aankijkt, het kerkgebouw heeft een centrale plaats in de kernen; de Kerk heeft een groot stempel gedrukt op het samen leven in de verschillende plaatsen. Daarom is de zorg voor het erfgoed nu de Kerk machteloos en straatarm is een gedeelde verantwoordelijkheid. De overheid is zeker aan zet.

Molenstenen om de nek van de parochie


De katholieke kerken van Escharen, Gassel, Grave en Velp zijn uitstekend onderhouden. We kunnen er nog jaren mee vooruit. De energielasten zijn echter een molensteen om de nek van de slinkende geloofsgemeenschap. De stookkosten van de st.-Elisabeth alleen al bedragen dik dertigduizend euro per jaar. Daarbij komt dat voor die kapittelkerk jaarlijks tachtigduizend euro toegevoegd moet worden aan de voorziening ‘groot onderhoud’ (hier: de stichting ‘Restauratie Elisabeth Grave’). Deze eis van zowel de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed als het bisdom geeft aan dat het bezit en beheer van een (nationaal) monument geenszins een vrijblijvende zaak is. Voor de totale parochie kost die reservering al 135.000 euro op jaarbasis. Met de beste wil van de wereld, groeiende kerkbijdragen en harde bezuinigingen is dat echter nooit op te hoesten. Dat terwijl de instandhouding van monumenten niet decorebusiness van de Kerk is.

Statutaire participatie gemeentebestuur in stichtingsbestuur ‘Restauratie Elisabeth Grave’


Is de gemeente Grave niet van meet af aan participant in de stichting ‘Restauratie Elisabeth Grave’? Wat is aldus haar structurele, ergo actuele verantwoordelijkheid in dezen? Waarom levert de gemeente sinds enige jaren geen vertegenwoordiger in dat stichtingsbestuur, terwijl dat volgens de stichtingsstatuten afgesproken en noodzakelijk is?

Gebruiken of herbestemmen?


Een monument is het beste af als het gebruikt wordt waarvoor het bedoeld is. Leegstand is dodelijk, herbestemming de laatste optie vóór sloop. Het kerkbestuur wil alle kerken zolang als dat mogelijk, wenselijk en verantwoord is open en in gebruik houden. Dat geeft de gemeente en andere partijen de tijd om een gezamenlijke visie op de toekomst van de centra (waar de kerken nu eenmaal gebouwd zijn) in het algemeen en de herkenbare ‘eigen’ godshuizen in het bijzonder te ontwikkelen. Die tijd is nodig voor de gewone mensen die waarde hechten aan ‘hun’ kerk; die tijd is nodig om onnodig verval te voorkomen.

Regeren is vooruitzien


Het is gemakkelijk en onverantwoord om te stellen dat de Kerk dan wel de parochie hun eigen broek moeten ophouden. Net zo gemakkelijk en onverantwoord als het kerkbestuur de kerken op basis van de harde cijfers per direct zou sluiten omdat dit bedrijfsmatig gezien logisch is. Zo ga je niet met mensen van nu en hun voorouders om. Het uur U is echter daar. Wij roepen u op samen met ons te kijken naar wegen van wijsheid in het gemeenschappelijk belang. Daarmee zijn Escharen, Gassel, Velp en ook de stad Grave gediend. Als het oude stadhuis al dik dertigduizend euro per jaar mag kosten, wat zijn dan de kerken waard?

Het kerkbestuur heeft het College van Burgemeester en Wethouders uitgenodigd voor een werkbezoek en is van harte bereid met de gemeenteraad en vertegenwoordigers van lokale organisaties van gedachten te wisselen over een actief en uitnodigend erfgoedbeleid in de breedst mogelijke zin.



Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *