Grave Lokaal

Gastcolumn Ben Bongaards 88: Grasduinen in een weide vol distels…

Liefde voor de natuur is ons de laatste halve eeuw met de
paplepel ingegoten. Ik herinner me van mijn ouders en vooral grootouders dat
die in voortdurende strijd gewikkeld waren met de natuur. Mijn grootvader heeft
eigenhandig een stuk van de Schaijkse hei ontgonnen en op die manier de basis
van zijn boerenbedrijf aanmerkelijk verbreed. Op de akkers en in de weiden
bleef het vervolgens een punt van niet aflatende zorg om op het veroverde land
de natuur de baas te blijven.  Natuur
bestond voor de boer niet echt. Die had zijn akker, cultuurgrond, en de natuur
zorgde vooral voor overlast. Boeren was naast het produceren van voedsel een
aanhoudend gevecht met zaken als brandnetels, distels en peengras. Een goede
boer zorgde er voor dat die bestreden werden voordat ze echt opgeschoten waren
en de kans hadden gekregen te gaan woekeren ten koste van het gewas op de
velden en het gras voor het vee. Er waren, zijn misschien nog wel,
voorschriften die de boer verplichtten om bijvoorbeeld distels te bestrijden en
er zodoende voor te zorgen dat die geen kans kregen om zaad te vormen dat dan
door de wind over het belendende gebied verspreid kon worden. Ook
paardenbloemen werden bestreden voordat de zaadparachuutjes zich in de wijde
omtrek konden verspreiden. Een boer beleefde de natuur vooral als onkruid
waartegen hij zijn producten moest beschermen en beveiligen. Precies zoals hij
de dierenwereld beleefde als nuttige dieren, vee, en schadelijke, die hij
benoemde als ongedierte.
In de loop van de jaren is de houding van de boer in die zin
sterk veranderd dat hij, net als de hele maatschappij om hem heen, de waarde
van de natuur meer is gaan zien en waarderen. Sommige boeren zijn min of meer
landschapsbeheerders geworden maar ook degenen die de nadruk vooral leggen op
de productie van gewassen, vruchten, melk en vlees, houden de waarde van de
natuurlijke omgeving goed in het oog en beleven die als positief.
Ik loop op vrijdagochtend via de Boreel de Mauregnaultstraat
naar de markt op de Lunetten, als de bovenstaande gedachtespinsels  zich aan me opdringen. De gemeente heeft er
een maand of zo geleden welgeteld één parkeerplaats gerealiseerd. Zo te zien
heeft zij de klinkers gelegd in zand dat vergeven was van slierten peengras.
Die hebben dankbaar gebruik gemaakt van de maagdelijkheid van hun leefomgeving,
zodat trottoir en parkeerplaats nu ogen als ontkiemende weide. Met precies het
gras dat de boer en zijn vee niet lusten maar dat doet er in dit verband niet
zo toe. Ik wandel de geijkte route, Achter de Marstal, Sint Jorisstraat,
Kasteeltje, Trompetterstraat. Hier draait het natuurleven op de trottoirs niet
om peengras, dat een pioniersplant lijkt te zijn, maar om allerlei opschietende
en al veel te ver doorgeschoten planten die door de wind hierheen gebracht
zijn. Of, en dat zal het leeuwendeel zijn, ze zijn de volgende generatie van
wat er vorig jaar al stond. Of de volgroeide versie van wat in het voorjaar
gewied of anderszins bestreden had moeten worden.
Ik heb opgevangen dat ons stadsbestuur, aangestuurd door
onze coalitie, bij het bestrijden van onkruid en de verzorging van onze
openbare leefruimte vrede neemt met een ‘zesjescultuur’. Als je kijkt zonder
oogkleppen, zie je ons stadsbestuur dat trouwens al jaren doen over de hele
linie van beleid. Met als gevolg dat de zesjes ideaalbeeld zijn geworden en in
de praktijk al lang vijfjes en viertjes zijn. Onze pleinen en trottoirs bieden
zodoende de desolate aanblik van gribus en onverzorgdheid en schuiven ieder
seizoen een eindje verder op in de richting van een zooitje ongeregeld.
Die aanblik noodt ons Gravenaren er niet toe om zorgzaam om
te gaan met onze geliefde leefomgeving. Ons oog raakt van lieverlee gewend aan
de aanblik van slonzigheid en zo raken we, om weer eens met de boer te spreken,
van het bed op het stro. Jammer en vooral ook contraproductief, die verkeerd
gerichte zuinigheid van ons gemeentebestuur. Ze is fnuikend voor onze beleving
van onze stad als waardevol en sierlijk cultuurgoed maar meer nog voor de
beleving van de toerist die Grave bezoekt. Wij als Gravenaren zijn er
langzamerhand aan gewend dat we op deze manier gestraft worden voor onze
politieke onverschilligheid maar de toerist ziet ons stadje natuurlijk niet in
die context. Hij zet zijn blik neer op een puik bestrate Lunetten maar stuit
vervolgens op een verloederd stadje, vergeven van onkruid en zwerfvuil. Als hij
tenminste al zover gekomen is want, hoe hij Grave ook nadert, zonder een
aanblik van verslonzing geraakt hij niet bij de vesting.
Grave wil het toerisme bevorderen. Met mooie woorden, zeker!
Maar verder? Als een ondernemer op het idee komt om er werk van te maken,
verzandt de poging negen op de tien keer bij een medewerker van ons stadhuis die
dienstbetoon en medewerking interpreteert als oorlogsmisdaden en zich in die
gedachte gesterkt weet omdat niemand hem op andere gedachte lijkt te willen
brengen. De VVV, in een toeristische stad toch dé receptie voor bezoekers, is
zo beknot in zijn mogelijkheden dat die van alles uitstraalt behalve
gastvrijheid. Jammer van die hardwerkende vrijwilligers dat ze aangestuurd
worden door een gemeente die enkel nog ‘lulligheid’ in haar vaandel lijkt te
voeren.
Grave houdt van haar toeristen zoals zij van haar burgers
houdt. Ze kunnen barsten. Het liefste zou ons bestuur het zo regelen dat er een
gleuf gemaakt wordt in het wegdek waar toeristen hun leges in kunnen deponeren
om vervolgens rechtsomkeert te maken. 

De webmaster zag toen hij bij de kapper naar buiten liep de start van het aanpakken van de verpaupering in de Hamstraat. Heeft onze motie om de verpaupering van diverse panden in deze straat aan te pakken toch nog resultaat opgeleverd. (ipadfoto) Keerpunt zullen we maar zeggen! 


Ben wordt op zijn wenken bediend.

De verpauperde aanblik van de Hamstraat
spreekt daar boekdelen. De gemeente heeft goed bruikbare instrumenten om de
eigenaars te verplichten hun panden op te knappen maar mist zichtbaar iedere
prikkel om die instrumenten te gebruiken. Ons bestuur zweert bij middelmatig of
minder. Kan best zijn dat we het dan hebben over onmacht maar dan moet daar
eindelijk eens iets mee gedaan worden. Tenslotte is het ook nog eens zo dat
middelmatigheid gerelateerd is aan wat ooit was en dus een vicieuze neerwaartse
spiraal gaande houdt. Middelmatigheid is onkruid dat gewied moet worden voor
het de overhand krijgt. Een gepasseerd station, zoals een weide vol distels?

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *