Grave Lokaal

Gastcolumn Ben Bongaards nr. 73: Lijken in de kast voor Lex Roolvink

Als ergens een wisseling van de wacht plaatsvindt, gebeurt het nogal eens dat er lijken in de kast worden gevonden door de opvolger van een bestuurder.
Altijd vervelend, vaak pijnlijk. De opvolger wordt daardoor onvoorzien de mede-eigenaar van een zo genoemd ‘hoofpijndossier’ dat door de voorganger genegeerd is of dat hem of haar te machtig is gebleken om af te handelen.
Als straks mevrouw Haasjes wordt afgelost door Lex Roolvink, zal er op afzienbare termijn ook een aantal lijken uit de kast rollen. Gezien de geheimen en het gehannes ten stadhuize is het verre van ondenkbaar dat er van die zaken aan te orde zullen zijn. Curieus is het dat er in Grave één zaak is waarbij het lijk al jaren op de kastdeur roffelt. Onze politici hebben het geroffel ongetwijfeld ook meegekregen maar hebben, eigenlijk de enige plausibele mogelijkheid, en blocafgesproken dat ze niets hebben gehoord.
Waar heb ik het over? Dat vermaledijde marmer. Waar marmer in de kunstwereld symbool mag staan voor zuiverheid en prestige, is het in Grave toonbeeld geworden van smoezeligheid, knoeierij en gebrek aan integriteit. Toonbeeld van een overheid die voor zichzelf en haar eigen clientèle andere regels hanteert dan voor de gewone burger. Dit verschijnsel heet cliëntelisme en is een van de vele vormen van niet integer besturen. 
Onze ombudsman, Brenninkmeijer, heeft het in dit verband over een overheid die uiterst coulant is voor zichzelf maar geen coulance kan opbrengen voor burgers. Herkenbaar…
Om het stadhuismarmer tegen beter weten in toch een soort ‘coating’ van legitimiteit te geven, slaat ons bestuur collectief de handen voor de ogen en proppen het, net als Asterix en Obelix, peterselie in de oren. De bekende aapjes… Klopt toevallig met die fracties… Drie maal drie is negen…

Tegen de gang van zaken is bezwaar gemaakt, in volle openbaarheid, maar ons bestuur, heeft niet eens het fatsoen gehad te reageren. Terwijl toch onmiskenbaar de integriteit van de plaatselijke politiek en politici in het geding is.
Het verhaal. De buitenschil van het stadhuis had moeten bestaan uit desertkleurig kwartsiet (woestijngeel), bevestigd op een door de architect ontworpen systeem van houtskelet en hout cementplaten, zoals in de bouwvergunning omschreven. Van deze constructie is op zeer dubieuze gronden afgeweken. Naar de reden mogen we gissen want er is volgens de geldende Graafse politieke mores in het diepste geheim besloten, maar de toegepaste constructie wijkt wezenlijk af van wat in de bouwvergunning was bepaald en vergund. In alle opzichten is gekozen voor ander materiaal. Het kwartsiet is marmer geworden en de draagconstructie is nu een aluminium damwand, vastgezet op houten regels. 
Dus beslist geen staal! Pikant is, dat het in de lucht lijkt te hangen wie met welk gezag dat besluit heeft genomen. Wie politiek verantwoordelijk is, valt echter heel eenvoudig vast te stellen.Het is een kwestie van één en één is twee. Gevolg van het geheime besluit is wel dat de gemeente nooit een (ordentelijke) vergunning afgegeven kan hebben voor de toegepaste bouw en dat die vergunning bijgevolg ontbreekt. 
De originele vergunning heeft immers betrekking op de originele tekeningen en bestek en niet op de eigenmachtig aangebrachte wijzigingen. Kom daar als gewoon burger eens om op ons stadhuis… Op zich is het uiteraard eveneens een aanfluiting van behoorlijk bestuur dat dat mogelijk is, terwijl onze vertegenwoordigers daar allemaal met de neus bovenop zitten. Als er echter vragen gesteld worden door kritischer lieden dan onze gemeenteraad, blijft het onheilspellend stil.
Bij deze kwestie spelen twee heel belangrijke facetten een rol, het functioneren van de politiek, samen met het beginsel van rechtsgelijkheid. Met andere woorden, een fatsoenlijke overheid hanteert voor zichzelf dezelfde regels als voor haar burgers. Een tweede, praktisch, facet is even belangrijk. De buitenwand, zoals die is uitgevoerd, kent, voor zover we weten, in feite geen enkele certificering. Met andere woorden, hoe veilig die is, moeten we aflezen uit de trouwe blauwe ogen van ons college en onze raadsleden. 

Als doekje voor het bloeden heeft de gemeente zich doen adviseren om halfjaarlijks de kwaliteit van marmer en verlijming te controleren. Daarbij is het eerstens  de vraag of dit ook werkelijk gebeurt en zo ja, of die controle voldoende kan aantonen dat er iets niet deugt. Hoe het ook zij, het is zeker geen passend antwoord op de problemen die er liggen.
Raadslid Reijnen heeft in 2011 vragen gesteld over de gang van zaken maar heeft zich vervolgens met een kluitje in het riet laten sturen. Ons gemeentebestuur zwaaide met een certificaat voor de gebruikte lijm, dat op dat moment al weer was ingetrokken, omdat KOMO de noodzakelijke periode (50 jaar) niet kon garanderen. Bovendien had dat ene certificaat niets van doen met een zeker zo fundamentele waarborg, het certificaat voor het aanbrengen, dus voor de constructie en de wijze van bevestiging. Dat certificaat kon men alleen maar verkrijgen via de inhuur van een gecertificeerd bedrijf. Een steelse blik op de uitvoering van het werk leert al, dat daar geen sprake van kan zijn geweest maar zeker zo belangrijk is dat er nergens een spoor van zo’n certificaat gevonden lijkt te kunnen worden. Klaarblijkelijk is het ook niet gelukt om de betreffende bouwadministratie op te diepen (zo die al bestaat…).
Onze gemeentebestuur heeft dus staan zwaaien met een productcertificaat van KOMO, terwijl het eigenlijk een procescertificaat (ook van KOMO) over had moeten leggen. Zowel waar het gaat over de suggestie dat hoogwaardige staalframebouw toegepast is als bij de suggestie dat het marmer conform een proces-certificaat aangebracht is, kun je, zo vrees ik, spreken van een onjuiste voorstelling van zaken.
De enige andere optie is domheid of onwetendheid. Ik houd het er voorlopig op men zich van de domme heeft gehouden en waarschijnlijk de burgers en vooral de critici daarmee te laag heeft ingeschat. Voor de raad geldt dan bovendien nog dat ze zich in het geniep met een Jantje van Leiden heeft afgemaakt van de opdracht die haar door ons gegeven is, om Grave te besturen en het bestuur te controleren. 

Uit dit alles rijst het beeld op dat onze raadsleden zaken hebben laten passeren die ons bestuur verweten moeten worden. Veel mooier kunnen we het helaas niet maken.
Aan te tekenen valt dat het een politieke doodzonde is, om de suggestie te wekken dat alles dik voor mekaar is, terwijl men er als bestuurders genoegen mee wenst te nemen dat er een loopje genomen is met de veiligheid, onze veiligheid. Zelfs als onze bestuurders het waar zouden kunnen maken dat ze van niets wisten, zou dat niet ter zake doen. Ze zijn, hoe dan ook, politiek verantwoordelijk. Voor besluiten die (niet) genomen zijn als zodanig en, nog pregnanter, voor de veiligheid. Ze hadden het op z’n minst horen te weten.
Met name het veiligheidsaspect maakt het een zaak van hoge urgentie. Het gekozen materiaal deugt niet, de gekozen constructie al evenmin. Ziende dat destijds in arren moede de toevlucht genomen is tot de beunhaas die het werk uiteindelijk heeft uitgevoerd, zouden al lang alle alarmbellen op het stadhuis moeten zijn gaan rinkelen. Quod non. Onze raad haalde de schouders op… 
Wil Baaijens, luis in de pels van ons gemeentebestuur, en, in dit verband zeker zo belangrijk, vertrouwd met de technieken die toegepast hadden moeten worden en de reden waarom, heeft een paar maanden geleden een open brief gericht aan de burgemeester, het college en de raad. Misschien voelt u het al aankomen, doodse stilte is het enige wat hij daarna vernomen heeft. Afgezien van een ontvangstbevestiging, dus min of meer bevoorrecht was hij wel. In zijn brief is hij uitgebreid ingegaan op de portee van zijn klacht; de veiligheid is werkelijk in het geding. Een onderzoek van De Onderzoeksraad voor de Veiligheid zou naar het zich laat aanzien gehakt maken van werkwijze van de gemeente.
Menselijk en politiek is het misschien de moeite waard om de kast open te maken nog voordat Lex Roolvink het straks doet. Een zichzelf respecterend bestuursorgaan (nou ja…) kan toch niet het odium op zich laden dat het gezwegen heeft toen er gesproken moest worden. Dat het heeft zitten suffen toen het op zijn qui-vive moest zijn. Dat het weggekeken heeft toen het in actie had moeten komen. Om daar dan nog een vierde dimensie aan toe te voegen, dat  het zonder blikken of blozen erflater is van een vies zaakje dat het al lang kende.
Bovendien is het natuurlijk geen porem als onze politici straks naar de kiezers toe moeten met de compleet ongeloofwaardige boodschap dat ze ‘er niets van geweten hebben’ of dat er ‘niets aan de hand’ is. Tot nu toe hebben onze politici nauwelijks weet van ons kiezers maar binnen afzienbare tijd komen wij natuurlijk in beeld en zijn we weer een paar weken belangrijk. Als je niet op de kwaliteit let, is Graafse politiek immers gewoon politiek. Na vier jaar wordt de kiezer weer belangrijk. Ik wens onze politici van harte toe dat wij kiezers straks goed van wanten weten en  onze conclusies trekken voordat we onze stem uitbrengen. Als dat nog aan de orde komt… Meer dan ooit tevoren is het volgend jaar van belang dat de Graafse kiezer weet op wie hij moet stemmen…

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *